We zijn als mens geneigd tot hokjesdenken. Dat zal evolutionair bepaald zijn; om je staande te houden in een wereld vol gevaren is het handig om je omgeving te categoriseren. Je abstraheert van een concreet gevaar naar een aspect daarvan – een grommend geluid? Dat moet een roofdier zijn. Slim, maar het nadeel ervan is dat we zo van het hokjesdenken zijn gaan houden, dat we niet meer zonder lijken te kunnen.
En dat is lastig wanneer we denken over goed en fout of de zin van het leven. Millennia aan filosofisch denken tonen aan dat we nooit tot een systeem van denken kunnen komen dat het geheel van de werkelijkheid kan onderbrengen. Hetzelfde geldt overigens evengoed voor de exacte wetenschappen, waarin ook altijd een klein stukje ontsnapt aan wetten en categorieën.
Op zich is dat geen nieuws, maar filosoof Frank Meester besloot het tot uitgangspunt te nemen in een filosofie van het inconsequentialisme. Hoe deze nieuwe stroming in elkaar steekt, legde hij uit tijdens Het Filosofisch Diner. De belangrijkste vraag hiervan is: hoe leid ik een goed leven in de wetenschap dat het me nooit zal lukken een goed leven te leiden? Een interessant vraag en volgens Meester een die een heel pragmatisch antwoord verdient: gewoon door het te proberen.
Dat mensen trouwens toch wel behoefte hebben aan iets van een denkkader, bleek wel tijdens het diner. Dat we geen perfecte wezens zijn, daarin konden alle deelnemers wel meekomen. Maar om dat nou als uitgangspunt voor een filosofische theorie te nemen… De vraag rees of we onszelf daarmee niet te kort doen – en nog belangrijker, of er we ermee niet te makkelijk tot relativisme vervallen. Als niets ooit lukt, waarom het dan nog proberen? Velen durfden zich aan het einde van de avond dus wel een inconsequentialist te noemen, maar hoopten toch dat er meer was.