Categories
Leestip

Yves Bossart – Een kleine filosofie van de humor

Humor is een onderbelicht thema in de filosofie. Dat dacht ik in elk geval altijd, omdat ik er nooit over las, terwijl de filosofie van de lach me altijd een bijzonder interessant thema leek. Maar blijkbaar las ik de verkeerde teksten: de Zwitserse filosoof Yves Bossart haalt in zijn boek Een kleine filosofie van de humor ongeveer alle bekende namen uit de Westerse filosofie aan, om hun visie op de grap te tonen.

Niet zo gek ook dat filosofen aandacht besteden aan de vraag waarom we lachen, wat we leuk vinden en waar de grenzen van de humor liggen, want beiden (filosofie en humor) hebben de functie om bestaande verhoudingen te bevragen. Filosofie stelt vragen bij aannames, humor verdraait die aannames tot in het absurde; in beide gevallen komt er iets aan het licht over de werkelijkheid en bekijken we die ineens met andere ogen. Zowel het denken als het lachen creëren afstand, waardoor we zaken kunnen relativeren.

Heel compact bespreekt Bossart de vragen die ik eerder noemde, om zo in grote lijnen te schetsen wat humor betekent en hoe het functioneert. Citaten van klassieke denkers wisselt hij af met (melige) grappen die hij ter illustratie zijn argumenten opvoert. De grap is dat hij ondanks voor de hand liggende lolligheid het thema zeer serieus benadert. Zeker als het gaat over de vraag waar de grens van humor ligt, raakt hij aan een bijzonder relevante maatschappelijke kwestie: hoe bepalen we waarover wel en niet gelachen mag worden? Dat is (letterlijk) een vraag van leven of dood, zoals is gebleken bij de aanslagen op Charlie Hebdo in 2015.

Filosofen zijn dan ook verdeeld over de waarde van humor, zegt Bossart. Sommigen mijden de lach, anderen omarmen hem - dat hangt ermee samen of ze waarheidszoekers dan wel twijfelaars zijn. Ik reken mezelf tot het laatste kamp, want een dag niet gelachen is een dag niet geleefd, zoals de prachtige wijsheid gaat.

Yves Bossart, Een kleine filosofie van de humor. Alfabet Uitgevers.

Categories
Het Filosofisch Diner Leestip

Wouter Kusters – Schokeffecten

Van de vele boeken die filosofen deze dagen wijden aan de klimaatcrisis, behandelen de meeste morele, sociale of politieke vraagstukken: hoe heeft het zover kunnen komen, wat kunnen we eraan doen, kunnen we er überhaupt nog iets aan doen? Ook vragen over wie we als mens zijn en hoe we ons tot de natuur verhouden, komen vaak naar voren: waar we staan we ten opzichte van de natuur, welke rechten en plichten hebben we ten opzichte van haar, waar heeft de natuur recht op?

Wouter Kusters onderzoekt in Schokeffecten een vraag van een andere categorie: hoe reageren we op de crisis waar we ons inmiddels middenin bevinden en wat voor een soort denken is er in en vanuit die reactie mogelijk? In het licht van een naderende catastrofe worden steeds meer mensen overvallen door gevoelens van schok en angst; woorden als klimaatangst, - depressie en -trauma duiken alsmaar vaker op in de media. In tegenstelling tot andere, vaak irrationele angsten, volstaat het hier niet om in behandeling te gaan bij een psycholoog, net zo goed als de bemanning van de Titanic moeilijk tegen de passagiers kon zeggen: ‘het komt wel goed’.

In drie verschillende delen filosofeert Kusters achtereenvolgens over de schok - wat gebeurt er op het moment dat we de diepe en reële ernst van de klimaatcrisis inzien? -, de negatieve effecten die we daarvan ondervinden - en die maar al te vaak terzijde worden geschoven als sta-in-de-weg voor potentiële oplossingen - en in het derde en meest uitgebreide deel over nieuwe manieren van denken in deze tijd. Daarbij graaft hij in het verleden om oorzaken voor de klimaatcrisis te vinden, om te zien welke daarvan aannemelijk zijn en wat we ermee aankunnen in ons denken nu - zonder overigens een enkele gebeurtenis als dé oorzaak aan te wijzen, want dat is onmogelijk.

Kusters’ analyse is te uitgebreid om in enkele zinnen te behandelen. Maar voor zover hij aanbevelingen geeft, laten die zich wel kort en bondig samenvatten. Bij dreigend gevaar in de natuur hebben we instinctief drie reacties: vluchten, vechten of bevriezen. Vluchten is wat de klimaatscepticus doet, vechten wat de ‘ecomodernist’ doet, die gelooft in het heil van de technologie. Bevriezen is wat Kusters ons aanraadt. Stilstaan bij de catastrofale dreiging, deze onder ogen zien en de gevoelde angst omzetten in een doordachte omgang ermee. Duurzaam alarmisme noemt hij het, niet een blinde, maar een filosofische paniek. Daarmee eindigt zijn werk toch nog op een ietwat hoopvolle noot.

Categories
Het Filosofisch Diner Leestip

Rebecca Buxton & Lisa Whiting – De filosofes

De filosofische canon is in beweging. In de bredere maatschappelijke context van een nieuwe waardering en erkenning voor mensen die in de geschiedenis naar de marge zijn gedrukt, ontstaat ook in de filosofie meer aandacht voor deze groepen. Niet-westerse filosofie wordt herontdekt, queer manieren van denken omarmd en de rol van vrouwen in het denken krijgt ook een plaats.

Dat gaat allemaal niet vanzelf. De Engelse filosofes Rebecca Buxton en Lisa Whiting besloten tot de uitgave van een boek waarin ze twintig vrouwelijke denkers uitlichten. In korte schetsen wordt van elk van deze denksters de biografie aan hun denken gekoppeld. Vaak blijkt daaruit dat deze vrouwen hun plek in de geschiedenis moesten afstaan aan een man of dat hun denken in de Westerse academie afgedaan werd als onwetenschappelijk mystiek, terwijl hun gedachtegoed met graagte werd overgenomen.

De filosofes bevat een handvol denksters uit meer dan twee millennia en van over de hele wereld. Daarmee is de selectie gelijk al bijzonder beperkt, zo blijkt ook wel uit de uitgebreide namenlijst van filosofes die ook de moeite waard zijn om te bestuderen, maar aan wie geen artikel gewijd is. Ook voor inhoudelijke diepgang biedt het boek (helaas) weinig ruimte. Dat hebben de initiatiefneemster ondergeschikt gemaakt aan de boodschap: laten we aan meer vrouwelijke denkers een podium geven. Het boek is dus geen afgerond geheel, geen nieuwe canon, maar een breekijzer om bestaande structuren open te breken. En daartoe biedt het zeker inspiratie.

Rebecca Buxton & Lisa Whiting, De filosofes. Lontano.

Categories
Het Filosofisch Diner Leestip

Bruno Latour – Waar ben ik?

Het is inmiddels een jaar geleden dat de laatste maatregelen tegen Covid-19 werden opgeheven en dat betekent voor de meesten onder ons ‘terug naar normaal’. Hoewel we ons kunnen (en moeten) afvragen of ‘terug’ en ‘normaal' wenselijke categorieën zijn. De Franse denker Bruno Latour wijdde er het op een na laatste boek aan dat verscheen voor zijn dood, afgelopen herfst.

Latour vergelijkt de impact van de lockdown met Die Verwandlung van Kafka. Net zo plotseling als hoofdpersoon Gregor Samsa zich daarin in een ander lichaam bevindt, zijn ook wij wezenlijk veranderd. In Kafka’s verhaal blijft Gregors omgeving hem behandelen vanuit menselijk perspectief, wat uiteindelijk tot zijn dood leidt; Latour bepleit dat we de wereld verkennen vanuit ons nieuwe perspectief, dat hij ‘aards’ noemt en dat niet ten koste gaat van het niet-menselijke.

Hij voert de lezer mee in een ‘filosofische fabel’ en laat zien hoe de lockdownervaring ons kan leren een nieuwe plek te vinden op aarde en een manier om de klimaatcrisis te bezweren. Ook op deze planeet zitten we namelijk in lockdown; slechts een bijzonder klein deel van de aarde is bewoonbaar (de ‘kritische zone’, van net onder het aardoppervlak tot enkele kilometers erboven) en om daarin te kunnen blijven bestaan, zullen we ons moeten realiseren wat de grenzen zijn aan ons handelen en aan de hand daarvan vervolgens keuzes maken over wat we wel en niet kunnen doen.

Waar ben ik?, de vraag uit de titel van het boek, heeft daarmee betrekking op de vervreemding die we ervaarden toen we begin 2020 opeens massaal ons huis opnieuw moesten gaan ontdekken terwijl we grotendeels afgesloten waren van de buitenwereld. Het nieuwe perspectief voelde ongemakkelijk, maar bood ook een kans op reflectie. Het is een vraag die we dus ook moeten stellen als het om de klimaat gaat. Waar ben ik? Waar leef ik? Waarvan leef ik? En hoe bevind ik me temidden van mijn omgeving?

Latour schrijft compact en soms cryptisch over deze vragen, dus aandachtig lezen is vereist. Hij verweeft abstracte verhandelingen met persoonlijke anekdotes, verstopt overal geestige opmerkingen en gebruikt veelvuldig metaforen. En toch rijst uit het geheel een glasheldere boodschap op: we zijn veranderd en moeten in onze nieuwe gedaante verder!

Bruno Latour, Waar ben ik? Lockdownlessen voor aardbewoners. Octavo publicaties.

Categories
Het Filosofisch Diner Leestip

Gijs van Oenen – Culturele veldslagen

Michel Foucault krijgt tegenwoordig vaak het verwijt de weg te hebben bereid voor de felle strijd tussen verschillende groepen aan beide zijden van het politieke spectrum. Zijn denken over macht en taal en zijn analyse van het onderscheid tussen normaliteit en waanzin, tussen het rationele en het irrationele, hebben het vooruitgangsdenken gesloopt en identiteit vervormd tot een construct van onderdrukte eigenschappen. Zo leest Susan Neiman het in elk geval in haar recente essay Left ≠ woke.

Het klopt inderdaad dat in de huidige clash tussen links en rechts in de strijd om erkenning en emancipatie van verschillende (al dan niet zelfbenoemde) minderheden weinig reden is om te hopen op enige toenadering. Maar Neiman doet de Franse filosoof wel tekort. Dat blijkt in het (net eerder verschenen) boek Culturele veldslagen. Daarin onderzoekt Gijs van Oenen de filosofische horizon waarbinnen we de hedendaagse identiteitspolitiek en de langer lopende ‘culture wars’ moeten plaatsen.

Hij herleidt die enerzijds inderdaad tot Foucault, maar eveneens tot Derrida en andere Franse (post)-structuralistische denkers, verzameld onder de noemer ‘Theorie’, die in de jaren zestig de filosofie binnenstebuiten keerden en de rol van taal als machtsinstrument blootlegden. Anderzijds graaft hij verder terug in de tijd: hij laat zien hoe de moderne notie van cultuur zijn oorsprong heeft in de periode rond de Eerste Wereldoorlog en de in die tijd ontwikkelde opvattingen over marxisme en de klassenmaatschappij.

Die twee belangrijke ontwikkelingen in het denken vormen een reactie op het wegvallen van de traditionele burgerlijke identiteit. Want wie en wat is de mens dan in de moderne maatschappij? Daarop kan niet langer een eenduidig antwoord bestaan. Dit leidt tot verschillende golven van emancipatie, maar ook tot getouwtrek tussen links en rechts over wie het recht van spreken heeft – waarbij beide kanten (onbedoeld) de afkeer delen van het zich als ideologisch neutraal en tolerant presenterende (neo)-liberalisme.

Taal en identiteit zijn tot wapen geworden, is de terechte conclusie van Van Oenen. Dat is reden tot zorg, omdat de identiteitspolitieke strijd op scherp staat zonder uitzicht op een staakt-het-vuren. Dat is echter geen reden om Foucault en zijn tijd- en landgenoten af te schrijven – zij dragen immers geen schuld. Sterker nog, in hun filosofie van deconstructie en verzet schuilt mogelijk een andere weg; niet vooruit, zoals Susan Neiman bepleit, maar wel naar andere maatschappelijke machtsverhoudingen. Zo onaantrekkelijk is dat toch niet?

Tijdens het eerstvolgende Filosofische Diner op 3 mei, heb je de kans om met Gijs van Oenen in gesprek te gaan over zijn boek.

Gijs van Oenen, Culturele veldslagen – Filosofie van de culture wars. Boom Filosofie.

Categories
Leestip

Kees Vuyk – Oude en nieuwe ongelijkheid

De beste bedoelingen hebben onvoorziene gevolgen. Een goed voorbeeld daarvan wordt geschetst door filosoof en psycholoog Kees Vuyk in zijn boek Oude en nieuwe ongelijkheid, waarmee hij in 2018 de Socratesbeker won. Om klassenverschillen op te heffen, is er in de afgelopen twee eeuwen en met name na het einde van de Tweede Wereldoorlog veel in het werk gezet om gelijke kansen te scheppen voor iedereen. Scholing stond daarin op nummer één.

Dit verheffingsideaal is grotendeels geslaagd, zegt Vuyk, want vrijwel iedereen die daartoe in staat is, kan tegenwoordig na het lager ook het voortgezet en beroeps- of universitair onderwijs doorlopen. Het heeft er echter ook toe geleid dat het diploma tegenwoordig bepalend is voor je carrièrepad en daarmee je kansen op welzijn en welvaart. Waar klassenverschillen dus zijn verdwenen, stelt Vuyk dat de nieuwe kloof loopt langs de intellectuele capaciteiten van het individu.

Intelligentie is normaal verdeeld, in de statistische betekenis van de uitdrukking: de grootste groep mensen heeft een gemiddeld IQ, een kleine groep scoort ondermaats en een even kleine groep juist daarboven. Aan dat gegeven verandert onderwijs weinig; mensen worden simpelweg niet intelligenter dan ze zijn. In een diplomademocratie betekent dat, dat het deel van de bevolking dat onder gemiddeld intelligent is, minder kans van slagen heeft, dan het andere deel – en daarmee dat de macht in handen ligt van de gediplomeerden (kijk maar naar de samenstelling van de Tweede Kamer).

Hieruit verklaart Vuyk de opkomst van de populistische partijen. De linkse politiek heeft haar belofte van verheffing niet waargemaakt en ontevreden en doorgaans minder geschoolde burgers richten zich op politici die hen wél gelijke kansen voorschotelen – of ze die nou waar kunnen maken of niet.

In feite is Vuyks prikkelende betoog (dat hier en daar wat ongemakkelijk leest) ook een oproep voor een nieuw verhaal ter linkerzijde van de politiek: als het verheffingsideaal niet heeft gewerkt, wat kan dan een nieuwe koers zijn om de kloof in de samenleving te dichten?

Tijdens het eerstvolgende Filosofische Diner op 5 april, heb je de kans om met Kees Vuyk in gesprek te gaan over zijn boek.

Kees Vuyk, Oude en nieuwe ongelijkheid. Klement.

 

Categories
Column Leestip

De gedoemde schrijver Dahl

Er is de afgelopen dagen bijzonder veel geschreven over de aanpassingen aan de originele teksten van Roald Dahl. Valt daar nog iets aan toe te voegen? Toch maar een poging, want zoals Theo Maassen aan de Volkskrant schreef: “En de mensen die gekwetst zijn omdat honderden passages uit de boeken van Roald Dahl verwijderd en herschreven zijn, wat doen we daarmee?”

De heksen is een van de engste boeken die ik ooit heb gelezen. Ik lag er bang van in mijn bed op vakantie in Spanje, toen ik zeven was. Gelukkig wist ik dat het niet echt was, ondanks de grote moeite die het boek deed om me van het tegendeel te overtuigen. Roald Dahl schrijft boeken die je bijzonder sterk meeslepen; als lezer word je er helemaal in opgezogen. Kom je daar dan beschadigd en getraumatiseerd uit, na de gruwelen die de ‘pesterige’ schrijver over je heeft uitgestort? Ik geloof het niet.

Dahls grote kracht is namelijk dat hij zijn lezer vrijwel altijd meeneemt in het perspectief van de held van het verhaal. Lees zijn werk en je  gaat mee in de denkwereld van Matilda, Charlie en de naamloze jongen uit De heksen. Hoewel zijn boeken bevolkt worden door gemene, wrede en nare karakters in een vaak ronduit grimmige wereld, kijk je als lezer door de ogen van een personage dat daarmee weet om te gaan.

Daarmee toont Roald Dahl volgens mij aan dat hij zijn publiek serieus neemt; hij gaat ervan uit dat wie hem leest, inlevend is, gevoel voor humor heeft en het spannend vindt om uitgedaagd te worden. En juist omdat hij zijn lezer op waarde schat, zoekt hij diens grenzen graag op. Goed en kwaad zijn in schrille contrasten opgetekend bij Dahl, maar ze lopen wel in elkaar over. Matilda is nogal wreed, de jongen uit de heksen aardig wraakzuchtig. Juist dat draagt bij aan de identificatie die je als lezer ervaart – kinderen zijn namelijk geen zoete heiligen.

Dat weet Roald Dahl bijzonder goed. Hij biedt het volledige morele spectrum en laat de lezer zelf bepalen op welk vlak daarvan die zich meer thuis voelt. Ik ben zelf (hoop ik toch) geen wreed of wraakzuchtig persoon geworden, terwijl ik zijn boeken verslond. Dit in tegenstelling tot zijn Engelse uitgever, die verwacht dat de lezer niet in staat is een oordeel te vellen en bij het minste of geringste het boek vol walging aan de kant zal leggen. Frappant genoeg ontwikkelt deze soap zich zo tot een verhaal zoals Roald Dahl het zelf had kunnen schrijven, met een leger kleinzielige pennenlikkers tegenover de moedige geest van een schrijver die zijn werk probeert te verdedigen. Ik zie de tekeningen van Quentin Blake er al bij.

Categories
Leestip

Ewoud Kieft – Vechten voor democratie

Bijna een jaar geleden viel Rusland Oekraïne binnen. De meeste Europese landen reageerden verbijsterd en boos; zo’n aanval op de democratie had men niet meer verwacht na de val van de Muur. Een gemeenschappelijke roep om de verdediging van de democratie zorgde voor een kort gevoel van saamhorigheid – de aanval op Oekraïne is een aanval op ons!

Voor Ewoud Kieft toonde deze uitbarsting van democratisch enthousiasme echter waar het in de democratie juist aan schort: een positief verhaal. Bijna altijd wordt de democratie gedefinieerd in termen van wat haar bedreigt en waarvoor we haar moeten beschermen: de Poetins en Trumps van de wereld. Maar een duurzame en weerbare democratie is veel meer gebaat bij een verhaal dat juist de kracht van deze staatsvorm benadrukt. Een verhaal dat bovendien niet slechts in tijden van crisis, maar ook in vreedzame tijden zijn werk doet.

Zo’n verhaal is hard nodig, betoogt Kieft, want het zijn precies de democratische leiders die in de afgelopen decennia het democratische bestel hebben uitgehold. Met voorbeelden uit het recente verleden en uit zijn eigen ervaring laat de schrijver zien hoe het vertrouwen in de democratie is afgebrokkeld. Tegelijk verkent hij daarmee ook de contouren van de democratie: waar haar grenzen liggen en hoe de vervreemde burgers er weer bij betrokken kunnen raken.

De kern daarvan ligt voor de verandering niet in een begrip als ‘verbinding’ maar in het tegenovergestelde. Volgens Kieft hebben we er veel meer aan om het conflict en een gezonde vorm van wantrouwen te accepteren. Een sterke democratie heeft immers de kracht om mensen van de meest uiteenlopende overtuigingen te laten samenleven zonder het per se eens te zijn.

Tijdens het eerstvolgende Filosofische Diner op 1 maart, heb je de kans om met Ewoud Kieft in gesprek te gaan over zijn boek.

Ewoud Kieft, Vechten voor democratie. De Bezige Bij.

 

Categories
Leestip

Frank Meester, Waarom we de wereld niet rond kunnen krijgen

Als je je bureau organiseert, kun je nog zo je best doen, maar er blijft altijd een restantje over dat je nergens kwijt kunt. Je kunt ordenen dat het een lieve lust is, maar er is altijd iets dat buiten de bedachte ordening valt. Met deze analogie begint Frank Meester een pleidooi voor inconsequentie. Want wat het bureau betreft, betreft volgens hem ook de wereld en ons leven: het klopt nooit helemaal.

De grootste denkers hebben hun hoofd gebroken over denksystemen en ideale werelden, maar die weten nooit de onvoorspelbare toevalligheid van de werkelijkheid te vatten. Meester ontwikkelt daarom een filosofie die deze onvolledigheid omarmt en vanuit die basis begint met de zoektocht naar antwoorden op de vraag hoe we ons leven zouden moeten leiden.

Dat resulteert in een vermakelijk betoog dat serieuze wetenschappelijke en filosofische inzichten koppelt aan geestige anekdotes. En hoewel de toon luchtig is, is Meester bijzonder zorgvuldig in zijn onderbouwing. Hij vermijdt bovendien koste wat kost het relativistische pad. Zo doordenkt hij op consequente wijze een filosofie van de inconsequentie. Dat we de wereld niet rond kunnen krijgen, betekent zeker niet dat we maar moeten opgeven om het te proberen.

Tijdens het eerstvolgende Filosofische Diner op 1 februari, heb je de kans om met Frank Meester in gesprek te gaan over zijn boek.

Frank Meester, Waarom we de wereld niet rond kunnen krijgen – pleidooi voor inconsequentie. Ten Have.

 

Categories
Leestip

Norbert Peeters – Wildernis-vernis

Wat houdt het begrip ‘wildernis’ tegenwoordig nog in? Zeker in een land als Nederland is iets als ongerepte natuur ver te zoeken. We leven in een door en door gecultiveerd landschap, ook op plekken waarvan we denken dat die wel wild zijn, stelt botanisch filosoof Norbert Peeters in een essay dat hij hieraan wijdde.

Via een korte geschiedenis van de tuinkunst laat hij zien hoe onze huidige kijk op het wilde sterk is gevormd door een romantische blik op de natuur zoals die zich van de late achttiende eeuw heeft ontwikkeld. Daarin zit een herwaardering voor de wilde natuur; die moet niet meer beheerst worden, maar omarmd. In de aanleg van tuinen en parken toont zich echter nog altijd een sterke drang om te bepalen hoe wild eruit ziet. De mens als scheppende kracht van het wilde is in feite nog altijd heer en meester over de hem omringende natuur.

Dat dit doorwerkt tot in het heden laat Peeters treffend zien aan de hand van hoe het Amsterdamse Vondelpark tegenwoordig beheerd wordt. Er zijn twee weides ingericht als zones die worden herwilderd. De mens is er niet meer welkom, de natuur mag er zijn gang gaan, zo luidt de visie. Toch weet Peeters binnen de kortste keren ook hierin een sterke menselijke hand te herkennen.

Dat roept de vraag op of het niet eens tijd wordt om de verhouding tussen mens en natuur te herzien. Als we de mens buiten de natuur blijven zien staan, zullen we nooit tot een goede verstandhouding met onze omgeving komen; maar waarschijnlijk is ons gedrag een resultaat van de wetenschap dat de overige natuur prima zonder de mens kan. Als we verdwijnen, zijn we zo weer vergeten…

Tijdens het eerstvolgende Filosofische Diner op 2 november, heb je de kans om met Norbert Peeters in gesprek te gaan over zijn boek.

Norbert Peeters, Wildernis-vernis – Een filosoof in het Vondelpark. Noordboek.