Categories
Column Het Filosofisch Diner

Kwamkwammertijd

De zomer- en vakantieperiode noemen we graag de komkommertijd; weinig te doen, weinig te melden, zodat de kranten uit ballorigheid maar verslag gaan doen van zaken die normaal nooit de voorpagina zouden halen. Alleen de komkommertelers zouden het traditioneel druk hebben in deze periode, waarin komkommers oogstrijp zijn, zo wil het verhaal.

Maar komkommers zijn tegenwoordig het hele jaar door te krijgen en ook de media zenden aan de lopende band verontrustende berichten uit. Een vallend kabinet, branden op Maui, op Griekse eilanden en op een vrachtschip ten noorden van de Wadden, maar ook de ondergang van een bekend merk voor elektrische fietsen verdrongen elkaar deze zomer op de voorpagina's van de kranten, terwijl dagelijks verslag wordt gedaan van de oorlog in het oosten van het Europese continent. Zaken die los van hun directe nieuwswaarde duiden op grote mondiale veranderingen of crises, op het gebied van economie, technologie, klimaat en politiek.

Komkommertijd heeft als begrip een wat negatieve connotatie. We zien het als een periode van leegte, waarin, ik zei het al: weinig te doen en te melden is - goed voor vakantie, maar ook voor weinig anders. Dat lijkt mij niet terecht. De leegte van de komkommertijd maakt ruimte voor andere gedachten, geeft tijd om te reflecteren. Komkommertijd kan dus heel goed filosofische tijd zijn. Even niet rennen, maar stilstaan, even geen richting zoeken, maar een beetje dwalen. Zeker in de huidige maatschappij is voldoende komkommertijd eigenlijk onontbeerlijk - Joke Hermsen wijdde al talloze essays en artikelen aan onze beleving van tijd en de rol van vertraging.

Doe dat rond de tafel met een lekker hapje eten erbij - brood met tzatziki, gepeperde Thaise salade met gekneusde komkommer, zoetzure komkommer met kruidnagel zoals mijn oma het maakte, om maar wat voorbeelden te noemen - en je hebt een Filosofisch Diner. Laten we van de komende herfst dus wél komkommertijd maken! Meld je aan voor het eerstvolgende diner op 13 september en vind de ruimte voor het denken.

Categories
Column Leestip

De gedoemde schrijver Dahl

Er is de afgelopen dagen bijzonder veel geschreven over de aanpassingen aan de originele teksten van Roald Dahl. Valt daar nog iets aan toe te voegen? Toch maar een poging, want zoals Theo Maassen aan de Volkskrant schreef: “En de mensen die gekwetst zijn omdat honderden passages uit de boeken van Roald Dahl verwijderd en herschreven zijn, wat doen we daarmee?”

De heksen is een van de engste boeken die ik ooit heb gelezen. Ik lag er bang van in mijn bed op vakantie in Spanje, toen ik zeven was. Gelukkig wist ik dat het niet echt was, ondanks de grote moeite die het boek deed om me van het tegendeel te overtuigen. Roald Dahl schrijft boeken die je bijzonder sterk meeslepen; als lezer word je er helemaal in opgezogen. Kom je daar dan beschadigd en getraumatiseerd uit, na de gruwelen die de ‘pesterige’ schrijver over je heeft uitgestort? Ik geloof het niet.

Dahls grote kracht is namelijk dat hij zijn lezer vrijwel altijd meeneemt in het perspectief van de held van het verhaal. Lees zijn werk en je  gaat mee in de denkwereld van Matilda, Charlie en de naamloze jongen uit De heksen. Hoewel zijn boeken bevolkt worden door gemene, wrede en nare karakters in een vaak ronduit grimmige wereld, kijk je als lezer door de ogen van een personage dat daarmee weet om te gaan.

Daarmee toont Roald Dahl volgens mij aan dat hij zijn publiek serieus neemt; hij gaat ervan uit dat wie hem leest, inlevend is, gevoel voor humor heeft en het spannend vindt om uitgedaagd te worden. En juist omdat hij zijn lezer op waarde schat, zoekt hij diens grenzen graag op. Goed en kwaad zijn in schrille contrasten opgetekend bij Dahl, maar ze lopen wel in elkaar over. Matilda is nogal wreed, de jongen uit de heksen aardig wraakzuchtig. Juist dat draagt bij aan de identificatie die je als lezer ervaart – kinderen zijn namelijk geen zoete heiligen.

Dat weet Roald Dahl bijzonder goed. Hij biedt het volledige morele spectrum en laat de lezer zelf bepalen op welk vlak daarvan die zich meer thuis voelt. Ik ben zelf (hoop ik toch) geen wreed of wraakzuchtig persoon geworden, terwijl ik zijn boeken verslond. Dit in tegenstelling tot zijn Engelse uitgever, die verwacht dat de lezer niet in staat is een oordeel te vellen en bij het minste of geringste het boek vol walging aan de kant zal leggen. Frappant genoeg ontwikkelt deze soap zich zo tot een verhaal zoals Roald Dahl het zelf had kunnen schrijven, met een leger kleinzielige pennenlikkers tegenover de moedige geest van een schrijver die zijn werk probeert te verdedigen. Ik zie de tekeningen van Quentin Blake er al bij.

Categories
Column Wijntip

Van wijnkenner naar wijnmaker? deel 3

In twee eerdere blogs beschreef ik hoe ik in iets meer dan tien dagen mijn eerste eigen wijn had gemaakt. De eerste proeve was niet om over naar huis te schrijven – ‘technisch wijn’, is de beste samenvatting. Maar wijn heeft er baat bij om te rijpen; de aroma’s ontwikkelen zich en vinden een balans, worden verfijnder. Wat eerst nog te hard is wordt zachter, wat nog te flauw is krijgt meer kracht. Dus liet ik een proefflesje ruim vijf weken ongestoord in de koelkast staan. Kinderen hebben misschien veel aandacht nodig om opgevoed te worden, wijn wordt juist volwassener als je hem met rust laat.

En toen was dan het grote moment daar. Tijd voor een eerste serieuze slok. Ik zou de spanning hier nog verder kunnen opbouwen, maar eerlijk gezegd zou dat alleen maar tot een anticlimax leiden. Dus: hij was niet bijzonder lekker. Ook niet uitgesproken vies, godzijdank.

Mijn proefnotities luiden: ‘diep geel van kleur, maar wel helder’. In de neus ‘rijpe banaan, snoepig en licht chemisch’ – en dan niet het fijne soort chemisch. Smaak: ‘rond, zachte zuren, heel licht zoetje, tropisch fruit’. Op zich niet eens verkeerd; maar mijn eindconclusie was toch: ‘wat vlak en uit balans; het zoet overheerst en daardoor weeïg; mist frisheid en strakte’.

Ik heb kortom een wijn gemaakt die doet denken aan witte wijnen uit Zuid-Italië die te veel zon hebben gezien en te weinig liefde. Niet dat ik te weinig liefde heb geschonken aan mijn wijn; hier was het puur het gebrek aan ervaring. En eigenlijk is het resultaat wat dat betreft wel geruststellend. Ik had thuis in een emmer met druivensapconcentraat nooit zomaar een prachtige, verfijnde wijn kunnen maken; dat vereist hele andere omstandigheden, van druif tot expertise en technisch vermogen.

Het is dus vooral interessant om thuis wijn te maken vanwege het proces. Het gaat om de weg, niet om het doel. In dit geval krijg ik er nog een mooi filosofisch inzichtje bij cadeau. Resteert alleen de vraag wat ik in godsnaam met de resterende vijf liter wijn moet doen…

Categories
Column Wijntip

Van wijnkenner naar wijnmaker? deel 2

In mijn vorige blog vertelde ik je over de embryonale staat van mijn allereerste wijn. In zeven dagen voltrok zich onder mijn ogen de volledige fermentatie van een paar liter druivensap. Op de zevende dag gaf ik de most een dagje rust (die had God immers ook verdiend toen hij de wereld schiep) maar een dag later was het zover: ik kon een eerste slok proeven!

Had ik hooggespannen verwachtingen? Om eerlijk te zijn niet. Ik was al blij genoeg als het me zou lukken om überhaupt wijn te maken. En precies dát was gelukt, proefde ik. Een slok droog wit, wat waterig en duidelijk op de verkeerde temperatuur (net boven de 20 graden), maar onmiskenbaar wijn. Het was duidelijk dat er iets van zuren in zaten en fruitige aroma’s om nog te ontdekken, maar dat leek me beter om te bewaren tot de volgende stap was gezet: de klaring en rijping van de wijn.

De wijn is klaar om ‘gebotteld’ te worden (‘geboxt’ zou hier toepasselijker zijn)

De most was nu nog een troebel boeltje, een soort appelsap met stukjes erin. Klaring moet ervoor zorgen dat de wijn frisser oogt en ruikt. Daartoe leverde de wijnkit enkele zakjes met poederige stabilisator (sulfieten waarschijnlijk) en twee gelei-achtige klaringsmiddelen (eiwitten die zich met onzuiverheden in de wijn binden en bezinken). Alles ging er zo doorheen en na een keer stevig roeren en nog eens drie dagen wachten, zag de wijn er ook nog eens echt als wijn uit.

Daarop kon ik de wijn overtappen in een bag-in-box systeem (je kent ze wel uit de Franse supermarkt) die vervolgens in een niet al te koele koelkast verdween om nog een paar weekjes te rijpen. Dat zou dan de wijn in balans moeten brengen; de aroma’s kans geven zich te ontwikkelen, de zuren om in de wijn te integreren. De laatste test volgt dus binnenkort.

Wordt vervolgd…

Categories
Column Wijntip

Van wijnkenner naar wijnmaker?

In navolging van mijn onlangs behaalde wijnbrevet, leek het me zinvol om de opgedane kennis over het wijnmaken zelf in de praktijk te brengen. Zo goed als je alleen iets leert over wijn door te proeven, zo leer je alleen iets over vinificatie of wijnbereiding door er een keer met je neus bovenop te hebben gezeten.

Hoe te beginnen? Je rijdt niet even naar Frankrijk of omstreken om daar zelf wijn te gaan maken. Maar het principe van wijn maken is eenvoudig genoeg: je laat druivensap vergisten en rijpen, en voila: je hebt wijn. Dat kan dus prima in huiselijke omgeving en er zijn tegenwoordig steeds meer ‘kits’ te koop waarmee je thuis aan de slag kunt. Ik bestelde er een bij de HEMA (jawel) die mij binnen twee weken heerlijke huisgemaakte wijn beloofde. Over de kwaliteit ervan was ik sceptisch, maar dat het me zou lukken om technisch gezien wijn te maken, daarover twijfelde ik niet.

Begin van het proces: druivensapconcentraat in een emmer

Het pakket liet me een zak met druivensapconcentraat aanvullen met een volledig pak suiker, zes liter water en een eetlepel gist. Waar de druiven vandaan kwamen en om welk ras het ging werd niet vermeld. Witte druiven waren het, dat wel, dus witte wijn zou het worden. Voor sommige mensen is dat genoeg informatie…

De emmer met wijn in wording vertrok voor een week naar mijn kelder. Ik waag me er niet aan om te speculeren of gistcellen verlegen zijn, maar ze doen hun werk in elk geval liefst ongestoord. Ik onderdrukte mijn nieuwsgierigheid dus zoveel mogelijk en checkte hoogstens één keer per dag hoe het ervoor stond. Zachtjes bubbelend voltrok zich zo voor mijn neus het wonder: druivensap werd langzaam wijn!

Wordt vervolgd…

Categories
Column Wijntip

Wijnbrevet

In tegenstelling tot de filosofie, waarin ik keurig universitaire papiertjes voor heb behaald, ben ik op wijngebied behoorlijk autodidact. Dat klinkt stoer (vind ik zelf) maar eigenlijk ben ik best een nerd die er veel genoegen uit haalt om feitjes te leren en dan getoetst te worden. Om die feitjes vervolgens allemaal ergens op de zolder van mijn hersenen in dozen neer te zetten, waar je nooit meer naar omkijkt – maar dat terzijde. Dus ging ik examen doen om mijn wijnbrevet te halen.

De laatste keer dat ik ergens klassiek examen in deed, was toen ik mijn rijbewijs ging halen. Onvermijdelijk drongen zich dan ook associaties met het theorie-examen bij het CBR op, toen ik kortgeleden een gymzaal betrad in het midden van het land. Enkele tientallen tafels stonden in examenopstelling met daarop telkens zes glazen wijn (drie wit, drie rood), een flesje water, een spuugbakje, een potlood en een examenboekje. Gelukkig werd hier geen kennis getest van verkeersborden en voorrangsregels, maar van wijnbereiding en -geografie. Meer mijn straatje.

Hoewel ik durf te wedden dat veel middelbare scholieren tijdens lastige examens maar wat graag een glas wijn op tafel hadden gehad, veranderde deze omstandigheid toch weinig aan wat het was: een toets met multiple-choice-vragen. Alle associaties met een gezellig glas wijn werden de kop ingedrukt door droge vragen, TL-licht en een examinator die, hoe sympathiek ook, er toch vooral bij zat om ervoor te zorgen dat niemand zat te spieken.

Nog geen week later ligt er een envelop in de brievenbus met heugelijk nieuws: ik ben geslaagd met een 9! De nerd in mij is blij. De filosoof in mij moet nog even reflecteren op wat ik nu precies aan kennis rijker ben geworden. En de wijnliefhebber in mij schenkt vanavond een lekker glaasje in.

Categories
Column Het Filosofisch Diner

De maaltijd als herdenking

De vrijheidsmaaltijd op 5 mei is in tien jaar tijd iets van een traditie geworden om vrijheid te vieren. Gezamenlijk eten is het ritueel waarin we onze vrijheid in de praktijk brengen; het feit dát we samen met anderen, meer maar ook vaak mindere bekenden, kunnen samenkomen om eten te delen, is al een bijzondere vrijheidspraktijk.

Zo goed als rituelen een grote rol spelen in het vieren van vrijheid op 5 mei, doen ze dat, misschien nog wel in sterkere mate, op 4 mei, wanneer de slachtoffers van oorlogsgeweld worden herdacht. Daar tegenover staat dat er een brede consensus is over wát er op 5 mei wordt gevierd, terwijl er over het herdenken op 4 mei altijd al (scherpe) discussie bestaat.

Wat gebeurt er dan als je het eten niet als viering, maar als herdenking ritualiseert? Als je het gesprek aan de eettafel als uitgangspunt neemt om te definiëren wie je herdenkt en waarom je herdenkt, om daarna de daad van het herdenken bij het woord te voegen. Leert dat iets over de waarde en betekenis van herdenken? En past de aangename praktijk van het eten, dat we liefst met smaak doen, bij de verstilde en beladen sfeer van het herdenken?

Ik vermoed van wel; eten is niet alleen het voeden van het lichaam en een daad die genot moet brengen. De maaltijd is ook een moment van bezinning en reflectie. Om als het ware te verteren wat is gebeurd. Te oefenen in dankbaarheid voor wat anderen niet konden krijgen. En om gezamenlijk te beklinken dat we ons best doen om het oorlogsleed in de wereld te beperken.

Op 4 mei spreekt Rikko Voorberg tijdens Het Filosofisch Diner over rituelen en herdenken. Bestel je kaarten hier.

Categories
Column Het Filosofisch Diner

Over het bestaansrecht van dickpics

Hét woord van vorige week moet toch wel ‘dickpic’ zijn. De kranten stonden er vol van. Waarom zou je in godsnaam een dickpic aan iemand sturen? Hoe haal je het in je hoofd? Wat denk je ermee te bereiken? Deze vragen spookten ook door mijn hoofd, maar de antwoorden zijn filosofisch gezien eigenlijk niet zo interessant. Daarmee bedoel ik: ik kan geen ethische theorie bedenken waarbinnen het gedrag van Marc Overmars en vele, vele anderen wél als goed en deugdzaam worden beschouwd.

Daarom boog ik me een vraag die lastiger te beantwoorden is: Waarom bestaat de dickpic? Is er een context waarbinnen de dickpic zinvol kan zijn? Cabaretier Merijn Scholten inspireerde me met de PICBOT, een telefoonnummer waaraan je dickpics kunt opsturen en die daarop automatisch reageert met complimentjes in de trant van: ‘ziet er goed uit’.

Een interessant gedachte-experiment, want het roept de vraag op waarom iemand een dickpic verstuurt. Gaat het om een (shock)effect bij de ontvangende partij? Of draait het alleen maar om een vorm van zelfbevestiging? In dat laatst geval zou het best van pas komen om een appservice te hebben waar je dickpics in kunt gooien in ruil voor automatisch gegenereerde complimentjes. Een beetje vergelijkbaar met bestaande ideeën om virtuele kinderporno te ontwerpen zodat potentiële kindermisbruikers zich niet aan echte kinderen vergrijpen. De stoom is van de ketel en niemand die er last van heeft (zou moeten hebben).

Ik vrees alleen dat het niet volstaat. De echte narcist of machtswellusteling heeft échte mensen – vrouwen in dit geval – nodig om naar beneden te trappen. Bovendien houdt een ‘PICBOT’ de bestaande cultuur in stand. En die is juist zo hard aan verandering toe…

Op 2 maart spreekt Nathanja van den Heuvel over de rol van  vrouwenvoetbal in de emancipatie. Bestel je kaarten hier.

Categories
Column Het Filosofisch Diner

Hoe filosofen keuzes maken

Gisteren moest een Filosofisch Diner plaatsvinden. Het mocht helaas niet zo zijn; door een gebrek aan aanmeldingen zag ik me gedwongen de avond af te blazen. Ik troost mezelf met de gedachte dat het pas de tweede keer in vijf jaar tijd is; en dat men sinds twee weken met zo’n inhaalslag bezig is van alles wat er niet kon op cultureel gebied het afgelopen jaar, dat er een totale verzadiging plaatsvindt.

In elk geval was het jammer, maar ik blijf altijd een filosoof, dus het was ook interessant. Ik zag mezelf geplaatst voor een keuze – wel of niet laten doorgaan – waarvan de uitkomst hoe dan ook onbevredigend zou zijn. Hoe maak je zo’n keuze? Welke factoren wegen mee? Wiens belangen spelen er mee? En kun je voorzien welke gevolgen je keuze zal hebben?

Al schrijvend vind ik mezelf weer in de collegebanken waar talloze filosofen en gedachtenexperimenten de revue passeren die ieder op eigen wijze laten zien hoe we keuzes maken  Frappant genoeg zegt dat gelijk ook veel over de afstand tussen academische filosofie en alledaagse werkelijkheid. Die afstand is namelijk precies wat je nodig hebt om de ‘ideale’ weloverwogen keuze te maken; in the heat of the moment gaat dat proces veel intuïtiever en mogelijk helemaal niet op de juiste gronden. Zie het filmpje hieronder waarin het fameuze ‘trolleyprobleem’ op de hak wordt genomen (en bekijk daarna de hele serie The Good Place, die bijzonder geestig én filosofisch is).

Precies zo kon ik de gevolgen van mijn keuze eerder deze week ook niet goed overzien. Het is pas nu, met enige afstand in tijd, dat ik vermoed er goed aan te hebben gedaan het diner te annuleren. Ik heb er in elk geval vrede mee – en ik heb er zelfs een blog aan kunnen wijden!

Het Filosofisch Diner –  Vrouwen in de filosofie 2 met Nathanja van den Heuvel wordt in 2022 opnieuw ingepland. De kaartverkoop zal binnenkort opnieuw van start gaan.

Categories
Column Het Filosofisch Diner

De kunstenaar en de kok

‘Ben jij een kunstenaar?’ is eigenlijk een beetje dezelfde vraag als ‘ben jij een kok?’ Je zult misschien geneigd zijn er terughoudend op te antwoorden: ik kan helemaal niet schilderen/musiceren/dansen, of: ik kan dat wel, maar puur uit liefhebberij, ik ben geen prof. Maar dat gaat voorbij aan wat de essentie is van kunstenaarschap: de kracht om iets te verbeelden. Dat kunnen we allemaal, maar we zijn geneigd om die vaardigheid alleen toe te schrijven aan wie daar betaald voor krijgt (of: gesubsidieerd wordt). 

Geldt dat niet ook voor de kok? Die beschouwen we als een tovenaar met eten, die door mysterieuze bereidingen fantastische smaaksensaties teweeg kan brengen. Maar ook hier geldt: wat de kok écht kok maakt, is zijn/haar/hun vermogen om te proeven. Een tong en een neus, dat heb je in feite nodig om kok te zijn. Handen om een pan mee vast te houden, vooruit, maar daarmee wijken we al van de kern af.

We leven in een samenleving van specialismen. Ieder zijn eigen vakgebied en daarbuiten kun je je beter niet begeven. Daardoor vergeten we dat we op bepaalde vlakken eigenschappen delen, die ons bepalen als mens. Verbeeldingskracht, smaaksensatie. Iedereen kan kunstenaar of kok zijn. Wat niet betekent dat iedereen het hoeft te worden – dat zou juist een hardnekkige bestendiging betekenen van het denken in specialisaties. Het betekent vooral dat je open kunt staan voor de wereld om je heen, je kunt laten verrassen door het onverwachte. En misschien dat je met vernieuwde durf de keuken in gaat om een goede maaltijd te bereiden.

Het Filosofisch Diner: Het is aan ons
Datum: 30 juni
Café MidWest, Cabralstraat 1
Inloop: 18:00u; aanvang: 19:00u
Regulier €35,- | Student €24,50