Een tweeluik over vrouwen in de filosofie startte afgelopen woensdag met een Filosofisch Diner over drie vrouwelijke denkers van enkele honderden jaren geleden. Joyce Pijnenburg was in hun teksten gedoken en zorgde voor de eerst Nederlandse vertaling daarvan.
Uit die teksten, vaak poëtisch of literair, spreken opvattingen die vergelijkbaar zijn met die van het hedendaagse feminisme. Ze gaan uit van door mannen opgelegde tegenpolen (rationeel – irrationeel, beheerst – onbeheerst, ) die zouden kunnen worden toegeschreven aan het onderscheid tussen man en vrouw. Bekend verhaal, nietwaar?
Niet alleen liet Joyce aan de hand van deze teksten zien dat vrouwen al veel eerder ‘hun mannetje stonden’, door op vaak scherpe wijze bloot te leggen dat mannen zich doorgaans zelf schuldig maken aan wat ze vrouwen verwijten. Ook pleitte ze voor een meer holistisch filosofie – een denken waarin rationaliteit niet onverenigbaar is met het irrationele; waarin naast het louter cerebrale ook het liefdevolle en lustvolle een plaats heeft.
Wat volgde was een levendige discussie over liefde, lust en lichamelijkheid in de filosofie, maar ook de vraag of de term feminisme de tegenwoordige emancipatiestrijd nog wel dekt. En daarmee was de brug geslagen naar het tweede deel over vrouwen in de filosofie, dat op 6 oktober plaatsvindt. Dus wil je antwoorden (of meer vragen), schuif dan aan!
Joyce Pijnenburg, Pen, bed en habijt – Drie vrouwen over gender, seks en redelijkheid. ISVW Uitgevers. Verschijnt eind september.