Vlaanderen is blijkbaar een vruchtbare voedingsbodem voor psychiaters. In het kielzog van autoriteiten als Dirk de Wachter, Damiaen Denys en Paul Verhaeghe duiken altijd nog vakgenoten op die met veel oog voor de mens en een vaak stevige filosofische onderbouwing zich buigen over mentale problemen in de hedendaagse maatschappij.
Stijn Vanheule verdiepte zich als wetenschapper en therapeut in de wereld van de psychose. Daarover schreef hij een bijzonder toegankelijk en sympathiek boek, waarin hij uitlegt hoe we een beter begrip kunnen ontwikkelen van wat een psychose is en hoe het is om dat te ervaren. In de geest van Lacan vat hij psychose op als een verlies aan taal en betekenis (vaak getriggerd door traumatische ervaringen of breukvlakken in iemands leven) waardoor de realiteit zijn normale structuur verliest. Het gat wat daardoor ontstaat vult de geest op met beelden en wanen.
Met zijn heldere uitleg maakt Vanheule goed inzichtelijk waarom we het zo lastig (en eng) vinden om om te gaan met het verschijnsel psychose. Zoals degene die erin gevangen zit zich niet meer in normale taal kan uitdrukken, ontbreekt het ons als omgeving ook aan woorden om (opnieuw) verbinding te leggen. Daarmee is het makkelijk om te concluderen dat de ‘psychoot’ gek en onbereikbaar is.
Vanheule moedigt zijn lezers dan ook aan om te zoeken naar vormen van communicatie en expressie die wél werken. Vaak kunnen we die vinden in kunst. Daarmee opent hij een deur (en eigenlijk stond die deur natuurlijk al de hele tijd open) naar de rest van de maatschappij. Slechts weinigen ervaren een psychose, maar de grote meerderheid van de mensen ervaart wel eens een gebrek aan zin en betekenis. Precies daarom is een psychose zo gek niet.
Stijn Vanheule, Waarom een psychose niet zo gek is. LannooCampus.