Categories
Het Filosofisch Diner

Wat is wildernis?

Vrijwel geen stukje groen van Nederland is nog ongecultiveerd. Ook de plekken waarvan we graag zeggen dat de natuur er zonder menselijk ingrijpen zijn gang laten gaan, worden eigenlijk minutieus beheerd op basis van vooropgesteld beleid over hoe wilde natuur eruit zou moeten zien. We houden onszelf eigenlijk een beetje voor de gek en het wordt tijd om daar eens mee op te houden.

Dat is de kern van waar het tijdens Het Filosofisch Diner op 2 november over ging. Botanisch filosoof Norbert Peeters ontmaskerde de liefhebber van de woeste natuur als een romantische idealist die de mens het liefst geheel wegcijfert uit de natuur – denk aan de vele prachtige natuurdocumentaires die er zijn, waarin nooit een menselijke hand te zien is, terwijl die toch zeer aanwezig is. Dus stelde hij de vraag: wat is nou een zinnig begrip van het woord ‘wildernis’?

Voer voor een goed gesprek over hoe de mens binnen de natuur staat en de vele, vele associaties die het wilde oproept tot de vraag of semantische haarkloverij onze relatie met de rest van de natuur überhaupt een stap verder helpt.

Typisch een avond die met meer vragen eindigt dan waar hij begon, maar die wel werd afgerond met een weelderige brownie, gedecoreerd met bloemen, en een ronduit wild stuk spoken word van woordkunstenaar Ike Krijnen, waarin het meest waanzinnige wild werd voorgeschoteld. Dan ogen de taferelen die David Attenborough becommentarieerd ineens een stuk lieflijker.

Categories
Leestip

Norbert Peeters – Wildernis-vernis

Wat houdt het begrip ‘wildernis’ tegenwoordig nog in? Zeker in een land als Nederland is iets als ongerepte natuur ver te zoeken. We leven in een door en door gecultiveerd landschap, ook op plekken waarvan we denken dat die wel wild zijn, stelt botanisch filosoof Norbert Peeters in een essay dat hij hieraan wijdde.

Via een korte geschiedenis van de tuinkunst laat hij zien hoe onze huidige kijk op het wilde sterk is gevormd door een romantische blik op de natuur zoals die zich van de late achttiende eeuw heeft ontwikkeld. Daarin zit een herwaardering voor de wilde natuur; die moet niet meer beheerst worden, maar omarmd. In de aanleg van tuinen en parken toont zich echter nog altijd een sterke drang om te bepalen hoe wild eruit ziet. De mens als scheppende kracht van het wilde is in feite nog altijd heer en meester over de hem omringende natuur.

Dat dit doorwerkt tot in het heden laat Peeters treffend zien aan de hand van hoe het Amsterdamse Vondelpark tegenwoordig beheerd wordt. Er zijn twee weides ingericht als zones die worden herwilderd. De mens is er niet meer welkom, de natuur mag er zijn gang gaan, zo luidt de visie. Toch weet Peeters binnen de kortste keren ook hierin een sterke menselijke hand te herkennen.

Dat roept de vraag op of het niet eens tijd wordt om de verhouding tussen mens en natuur te herzien. Als we de mens buiten de natuur blijven zien staan, zullen we nooit tot een goede verstandhouding met onze omgeving komen; maar waarschijnlijk is ons gedrag een resultaat van de wetenschap dat de overige natuur prima zonder de mens kan. Als we verdwijnen, zijn we zo weer vergeten…

Tijdens het eerstvolgende Filosofische Diner op 2 november, heb je de kans om met Norbert Peeters in gesprek te gaan over zijn boek.

Norbert Peeters, Wildernis-vernis – Een filosoof in het Vondelpark. Noordboek.

 

Categories
Leestip

Annelien de Dijn – Vrijheid

Als er iets is wat volgens velen sinds de uitbraak van Covid19 op het spel heeft gestaan, dan is het wel onze vrijheid. Wat die vrijheid inhoudt, werd meestal niet erg duidelijk, maar dat hij belangrijk was, stond buiten kijf. Iets verdedigen waarvan je niet kunt zeggen wat het is, erg sterk…

Gelukkig is hoogleraar Annelien de Dijn deze wappies te hulp geschoten met een boek dat het begrip vrijheid uitputtend behandeld. Beperkt tot de context van de Europese geschiedenis, maar dat zijn nog altijd bijna drie millennia om over te verhalen en daarmee een aanzienlijke opgave – die ze overigens ijzersterk heeft uitgeveoerd.

De Dijns antwoord op de vraag wat vrijheid is, zal de wappies minder bevallen. Ons huidige beeld van het concept staat haaks op hoe het in vele honderden jaren daarvoor gezien werd. Ze toont aan dat vrijheid vanaf de klassieke oudheid met name betrekking had op de vrije organisatie van en deelname aan politiek bestuur – het uitgangspunt van de democratie zoals die sinds de eerste Griekse stadstaten bestaat. Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw echter is vrijheid in groeiende mate als het tegenovergestelde daarvan gedefinieerd: bescherming tegen de macht van de overheid.

Dat laatste beeld is inmiddels zo sterk geworteld in ons denken, dat velen de democratie en de overheid als een inbreuk op de vrijheid zijn gaan ervaren. De Nederlandse regering is daar een treffend voorbeeld van: vier kabinetten Rutte zijn vooral bezig geweest met het terugtrekken van de overheid uit het leven van de burger, zodat die zich ‘in vrijheid’ kan ontplooien.

De Dijns boek is daarmee niet alleen een hele interessante geschiedenis van een belangrijk politiek idee, maar ook een waarschuwing: laten we ons nog eens goed beraden op wat we bedoelen, wanneer we het over vrijheid hebben.

Annelien de Dijn, Vrijheid – Een woelige geschiedenis. Alfabet Uitgevers.

 

Categories
Het Filosofisch Diner

Surfen met Sartre

Maakt het existentialisme een voorzichtige comeback? We kauwden op die vraag tijdens een Filosofisch Diner waarin het denken van Sartre centraal stond. De Franse denker werd vanaf de jaren zestig afgeserveerd door postmoderne denkers, die vonden dat hij de mens teveel op een voetstuk plaatste, zo vertelde Sartre-kenner Simon Gusman. Dat terwijl het existentialisme juist tegenwoordig verhelderende inzichten kan bieden in hoe we ons verhouden tot de wereld.

Ons leven is tegenwoordig immers vergeven van keuzemogelijkheden. Het internet schotelt ons op dagelijkse basis een keuzemenu voor, waar we twintig jaar geleden alleen maar van hadden kunnen dromen. Dat zou leiden tot vervreemding; het gevoel je zelf te verliezen in een zee van opties. Juist op dit punt kunnen we volgens Gusman bij Sartre te rade gaan, want keuzevrijheid is een van de pijlers waarop zijn filosofie rust.

Gusmans pleidooi toonde aan dat het overgrote deel van de keuzes die je online hebt, triviaal zijn en in het niet vallen bij het grotere project van het vormen van een identiteit. Wie je bent, wordt niet bepaald door welke kleding je koopt, op welke advertenties je klikt en welke likes je uitdeelt. Precies andersom: binnen het overkoepelende project van jouw zelf, passen dergelijke keuzes.

Een geruststelling? Niet voor alle deelnemers; want algoritmes sorteren toch immers voor op keuzes? Ze bepalen wie je bent, op basis van wat je eerder koos en sturen je daarmee verder in een bepaalde richting, ongeacht of dat past bij wie je wilt zijn of bent. Lastig vaarwater, waarin de postmodernisten toch weer het hoofd om de hoek steken. Het existentialisme is bijzonder interessant, maar erg vatbaar voor kritiek.

Categories
Leestip

Simon Gusman – Diep van buiten

Is het existentialisme nog relevant? Heeft het ons nog iets te zeggen over wie we zijn en hoe we handelen? In de populaire cultuur is de Franse filosofische stroming ten prooi gevallen aan clichématige (maar toch wel geestige) representaties. Sombere intellectuelen die in Godard-achtige zwart-witbeelden de zinloosheid van het leven bespreken, cognacsippend en pijprokend in een Parijs café.

Maar zo gedateerd is het existentialisme niet, laat filosoof Simon Gusman zien in een boek over het denken van de grondlegger van de stroming, Sartre. Sterker nog, betoogt hij, we hebben juist weer behoefte aan een filosofie waarin de mens en zijn identiteit centraal staan. Niet omdat het universum om, de mens draait, maar juist omdat de mens op die manier zijn plek erin kan vinden.

Gusman duikt in de grondslagen van Sartres denken en laat zien hoe deze denker op klassieke systematische wijze een filosofie optuigde die afrekende met voorgaande denkers maar te antropocentrisch werd bevonden door zijn navolgers. Sartre wilde de mens niet reduceren tot een essentie, een onafhankelijk van het lichaam bestaand ‘ik’, maar tevens bewijzen dat het ontbreken hiervan de mens niet tot een onvrij construct van zijn omgeving maakte.

Geholpen door de fenomenologie liet Sartre zien: het bestaan gaat vooraf aan de betekenis ervan. In eerste instantie zijn we, daarop volgt pas de zin van ons bestaan. Die is dus niet vooraf gegeven, maar laat zich door ons vormen in hoe we ons tot de wereld verhouden en de keuzes die we maken.

Ten opzichte van Sartres tijd zijn onze keuzemogelijkheden danig toegenomen. In een tijdperk waar keuzestress hoogtij viert en er een voortdurend appèl gedaan wordt op mensen om de beste versie van zichzelf te worden, kunnen we volgens Gusman dus nog best wat leren van Sartre – hoe en waarom maak ik keuzes en welke gevolgen heeft dat voor wie ik ben? Toch maar weer het driedelige pak aan en in de kroeg gaan reflecteren op die vragen dus.

Simon Gusman, Diep van buiten – De mens volgens Sartre. Boom.

 

Categories
Het Filosofisch Diner

De mythe van de vrije wil

Een van de belangrijkste taken van de filosofie is om aannames te bevragen. Waarom beschouwen we sommige als vanzelfsprekend, en klopt dat wel? Een goed voorbeeld hiervan is de vrije wil. Binnen de academische filosofie een notoir lastig onderwerp, maar over het algemeen twijfelen we er niet aan ons handelen wordt bepaald door keuzes die we zélf maken.

De geldigheid van die aanname stond ter discussie tijdens het eerste Filosofische Diner van deze herfst. Jurriën Hamer, die naast filosoof ook jurist is, hield een vurig pleidooi tegen de vrije wil. Niet omdat hij dacht dat we volledig gedetermineerd zijn; wel omdat hij meent dat het idee van een vrije wil ongelijkheid en onrechtvaardigheid met zich meebrengt. Als we uiteindelijk altijd volledig zelf verantwoordelijk zijn voor wat we doen, moeten we ook altijd zelf de consequenties dragen. Zo wordt ook geluk een keuze – terwijl we heel goed weten dat dat niet klopt.

Voor veel aanwezigen was het duidelijk een bittere pil om te slikken – het idee dat de controle over je eigen handelen maar zeer beperkt is, is niet fijn en staat heel ver van hoe we ons dagelijks leven ervaren. Maar volgens Jurriën is een nieuw blik op de wil nodig om radicale maatschappelijke en politieke veranderingen tot stand te brengen, die voor een rechtvaardiger samenleving zorgen. Een eerlijker verdeling van welvaart en een nieuwe penitentiair systeem gericht op reïntegratie in plaats van straf – hier komt de jurist naar boven.

De belangrijkste vraag was wel: is zo’n complexe filosofische vraag wel het juiste startpunt voor een maatschappelijke omslag? Wie wil er nog veranderen nadat hij heeft gehoord dat de vrije wil toch niet bestaat? Een goede suggestie in een andere richting sloot de avond af: moeten we om van het ‘willen’ af te komen, niet ook van het woordje ‘ik’ af?

Categories
Kijktip Wijntip

Bloedige wijn voor een koelbloedige schurk

Better Call Saul is een van de beste series die ooit gemaakt zijn. Niet alleen vanwege de geweldige scenario’s, onverwachte plotwendingen en een hele goede cast, maar juist ook vanwege de aandacht voor detail, nuance en een treffende symboliek die de hele serie door alleen maar sterker worden. Personages die we uit de originele serie Breaking Bad al kenden, worden in Better Call Saul uitgediept, krijgen meer vlees om de botten en worden soms in een heel nieuw licht gesteld.

Een prachtig voorbeeld is de scène waarin Gustavo Fring een glas wijn drinkt in een bar (dat spreekt mij natuurlijk aan). De kijker kent hem als een meedogenloze crimineel die koel en berekenend zijn drugsrijk opbouwt, gedreven door het verlies van zijn geliefde Max, die door de chef van het Mexicaanse drugskartel is vermoord. In deze scène krijgen we een zeldzaam inkijkje in zijn gevoeliger kant; schuilt er misschien toch iets goeds in deze man?

Gus neemt plaats in een luxe wijnbar, waar hij duidelijk al vaker is geweest: de sommelier begroet hem hartelijk en de twee raken in gesprek over wijn. David, de sommelier, schenkt Gus een glas in van een zeer exclusieve Côte Rôtie, ‘La Landonne’ van wereldberoemde wijnmaker René Rostaing en vertelt hem over zijn persoonlijke ervaringen in die streek. Gus ontspant en luistert met plezier, niet alleen omdat hij van de wijn geniet, maar ook van zijn gezelschap. 

Hij geeft zich zelfs bloot, door te bekennen dat hij na een eerder gesprek met David een bijzonder goed jaar van dezelfde wijn te hebben gekocht. Die bewaart hij tot een speciale gelegenheid om de wijn met iemand te kunnen drinken – hopelijk met David, lees je in zijn gezicht. Maar zodra de kans zich voordoet, maakt Gus zich uit de voeten. We zien zijn gezicht verstrakken en het plezier verdwijnen; de schurk maakt zich weer meester van de levensgenieter.

In vier minuten wordt een intrigerend portret neergezet. Bij Gus Fring is elegantie en verfijnde smaakt deel van het personage dat hij bewust speelt, om zijn illegale activiteiten voor de buitenwereld te verhullen. Aan de bar menen we echter een glimp op te vangen van de echte Gus, die als alle mensen hunkert naar liefde. Kwetsbaar, maar ook vervuld van plezier.

Hoewel acteur Giancarlo Esposito zijn rol briljant speelt, ligt er in deze scène een belangrijke rol voor de wijn. Die staat symbool voor wat Gus Fring drijft: bloeddorst en wraak. Niet alleen de kleur, maar ook de smaak van de wijn reflecteert dat. Sommelier David omschrijft de wijn als vlezig, bijna bloedig, en zegt dat de bodem in Côte Rôtie rijk is aan ijzeroxide, waardoor ook die een rode kleur heeft. Gustavo’s ware aard toont zich in wat hij drinkt: hij is een roofdier (geworden). Misschien was hij ooit wel écht verfijnd en gevoelig, maar zijn jarenlange strijd binnen het drugskartel heeft hem definitief vervormd tot een moordend monster. Net als de kijker dacht ook Gus zelf even terug te stappen in een luchtiger verleden –  tot hij besefte dat dat nooit meer zou lukken. Het uitdrukkingsloze gezicht waarmee hij de bar verlaat, is daar de bevestiging van.  


Categories
Column Wijntip

Van wijnkenner naar wijnmaker? deel 3

In twee eerdere blogs beschreef ik hoe ik in iets meer dan tien dagen mijn eerste eigen wijn had gemaakt. De eerste proeve was niet om over naar huis te schrijven – ‘technisch wijn’, is de beste samenvatting. Maar wijn heeft er baat bij om te rijpen; de aroma’s ontwikkelen zich en vinden een balans, worden verfijnder. Wat eerst nog te hard is wordt zachter, wat nog te flauw is krijgt meer kracht. Dus liet ik een proefflesje ruim vijf weken ongestoord in de koelkast staan. Kinderen hebben misschien veel aandacht nodig om opgevoed te worden, wijn wordt juist volwassener als je hem met rust laat.

En toen was dan het grote moment daar. Tijd voor een eerste serieuze slok. Ik zou de spanning hier nog verder kunnen opbouwen, maar eerlijk gezegd zou dat alleen maar tot een anticlimax leiden. Dus: hij was niet bijzonder lekker. Ook niet uitgesproken vies, godzijdank.

Mijn proefnotities luiden: ‘diep geel van kleur, maar wel helder’. In de neus ‘rijpe banaan, snoepig en licht chemisch’ – en dan niet het fijne soort chemisch. Smaak: ‘rond, zachte zuren, heel licht zoetje, tropisch fruit’. Op zich niet eens verkeerd; maar mijn eindconclusie was toch: ‘wat vlak en uit balans; het zoet overheerst en daardoor weeïg; mist frisheid en strakte’.

Ik heb kortom een wijn gemaakt die doet denken aan witte wijnen uit Zuid-Italië die te veel zon hebben gezien en te weinig liefde. Niet dat ik te weinig liefde heb geschonken aan mijn wijn; hier was het puur het gebrek aan ervaring. En eigenlijk is het resultaat wat dat betreft wel geruststellend. Ik had thuis in een emmer met druivensapconcentraat nooit zomaar een prachtige, verfijnde wijn kunnen maken; dat vereist hele andere omstandigheden, van druif tot expertise en technisch vermogen.

Het is dus vooral interessant om thuis wijn te maken vanwege het proces. Het gaat om de weg, niet om het doel. In dit geval krijg ik er nog een mooi filosofisch inzichtje bij cadeau. Resteert alleen de vraag wat ik in godsnaam met de resterende vijf liter wijn moet doen…

Categories
Wijntip

2x Grauburgunder uit de Pfalz

Het is al te gemakkelijk om je door vooroordelen en aannames te laten verleiden. In het dagelijks leven doen we dat aan de lopende band. Het maakt het leven eenvoudiger, maar het is wel gezond als je af en toe een stapje terug doet om te checken of je aannames wel kloppen.

Daar zijn filosofen heel goed in. Maar wijnkenners zouden het ook moeten kunnen. Ik proefde twee Grauburgunders (pinot gris) uit de Pfalz. Van hetzelfde jaar (2020), gemaakt door twee wijnmakers die grofweg 35 kilometer bij elkaar vandaan werken. Beiden ingesloten door de Rijn aan de oostzijde en de heuvels van het Pfälzerwald aan de westzijde. Dan verwacht je toch al snel dezelfde wijnen.

En in grote lijnen is de overeenkomst er; qua aroma’s zijn ze onmiskenbaar Grauburgunders. Twee keer ruik ik rijp wit fruit (appels en peren) en een vleugje bloesem, met een zweem van een fris ananasje. Maar qua kleur, intensiteit en dikte slaan de twee een totaal andere weg in. De een is fris en zuur, en heeft alleen een lichte toets geel, terwijl de ander richting het groen gaat, lekker in het glas blijft hangen en sappig is tot en met.

Wijnmakers ontdoen zich steeds meer van bestaande verwachtingspatronen over karakteristieken voor specifieke druiven of regio’s. Niet om wijndrinkers op het verkeerde been te zetten, maar omdat ze zich willen onderscheiden van hun collega’s. Deze wijnmakers hebben ze weinig op met Plato; er bestaat voor hen geen ideeënwereld waar zich dé chardonnay of dé sauvignon blanc ophouden. De smaak van druiven is veel meer historisch en geografisch bepaald.

Zodoende kunnen mijn twee Grauburgunders enorm uiteenlopen. De ene pretendeert naar échte Grauburgunder te smaken. De ander wil laten zien wie de wijnmaker is en draagt de naam ‘Signature Grauburgunder’ – de handtekening van de meester. Beiden smaken heerlijk. Dus welke van de twee er het meest echt is? Begin maar met je van je vooroordelen te ontdoen.

Signature Grauburgunder Trocken, Kesselring, Pfalz 2020 (biodynamisch).
Grauburgunder, Karl Pfaffman, Pfalz 2020 (bio).
Verkrijgbaar bij Wijnjuweel.

Categories
Leestip

Jurriën Hamer – Waarom schurken pech hebben en helden geluk

Ons geloof in God is in het Westen de afgelopen twee eeuwen aardig afgebrokkeld, maar er is een andere hogere macht waar we juist meer op zijn gaan vertrouwen: de vrije wil. Hoe je hem ook definieert, het idee dat we zelf de baas zijn over ons handelen, is bijzonder diep in ons denken verankerd.

Daarom is het af en toe even slikken als je het pleidooi van Jurriën Hamer leest, waarin hij betoogt dat het tijd wordt om eens af te rekenen met de vrije wil. Veel van wat hij zegt kan tegenstrijdig voelen met hoe we praten en denken met betrekking tot keuzes en handelingen. En toch weet hij in zo’n 150 pagina’s een overtuigende alternatieve kijk te ontwikkelen op de wil, die kan leiden tot een rechtvaardiger maatschappij.

Dat is namelijk waar het Hamer om te doen is: de vrije wil leidt tot een oneerlijke maatschappij. Als de bron van ons handelen uiteindelijk in onszelf ligt, in een keuze die we bewust en actief maken, dan zijn we ook altijd zelf verantwoordelijk voor de gevolgen daarvan. Alles wat we doen kan zo worden uitgedrukt in termen van schuld en verdienste. In onze gangbare visie op de vrij wil verdient een held lof en een boef straf; maar heeft de miljonair ook recht op zijn geld, terwijl de uitkeringstrekker het er zelf naar gemaakt heeft.

Het is niet voor niets dat dit boekje nu verschijnt; de maatschappelijke ongelijkheid op het gebied van inkomen en kansen neemt toe en onze verontwaardiging daarover haalt weinig uit. Jurriën Hamer wijst aan waar de kern van het probleem, maar ook het begin van een oplossing zit. Laten we ervoor kiezen eens van de vrije wil af te komen!

Tijdens het eerstvolgende Filosofische Diner op 7 september, heb je de kans om met Jurriën Hamer in gesprek te gaan over zijn boek.

Jurriën Hamer, Waarom schurken pech hebben en helden geluk. De Bezige Bij.