Categories
Het Filosofisch Diner

Filosofie tussen stad en platteland

Denk aan de stad of het dorp en er komt een bepaald beeld naar voren. Een romantisch verlangen naar een rustige idylle waar men nog dicht bij de natuur staat, of misschien juist een neerbuigendheid dat het ‘daar’ zo is achtergebleven. De afkeer van een hectisch en vol bestaan met weinig oog voor de ander, of droom van een rijk leven waarin de wereld binnen handbereik is. Die beelden kunnen prima naast elkaar bestaan.

Wouter Mensink onderzocht dergelijke beelden uit eigen ervaringen en in culturele uitingen ervan, van Dolly Partons gestileerde plattelandsidylle Dollywood tot Nick Caves bijbelse ballade Tupelo over de roots van Elvis Presley. Die deelde hij tijdens Het Filosofisch Diner, waarbij hij benadrukte dat het niet van belang is om de beelden op waarheid te onderzoeken. Waar het om gaat, zo zei hij, is dat beelden van en over stad en platteland aan de lopende band worden gevormd. We kunnen ons er beter bewust van zijn hoe en waar die beelden tot stand komen, wie ze maakt en ze eventueel aanvullen met andere of nieuwe beelden.

Dat leidde aan tafel tot mooie gesprekken over herinneringen aan opgroeien in een dorp en het verlangen om naar de stad te vertrekken. Maar ook over de vraag welke omgeving meer vrijheid biedt: de anonimiteit van de stad of de rust van het platteland? Daaronder smeulde het vuur van mogelijke polarisatie: teveel denken in tegenstellingen leidt ertoe dat gesprekken niet meer over de inhoud gaan, maar alleen over (vermeende) verschillen en de relatie tussen twee deelnemers aan een gesprek.

Maar dat kunnen we juist tegengaan, bepleitte Mensink, door bewustwording van de genoemde beeldvorming. En door in nieuwe beelden te zoeken naar gemeenschappelijke grond: als je stad en dorp naast elkaar legt, kun je ook overlap zien en ontstaan nieuwe verhalen die juist over verbinding gaan in plaats van over verschil.

Categories
Het Filosofisch Diner

Gender als genre

Als het om kunst gaat, vinden we het de normaalste zaak van de wereld om die in genres in te delen. Deze categorieën geven houvast. Enerzijds scheppen ze verwachtingen bij het publiek. Wie naar een tentoonstelling van impressionistische kunst gaat, verwacht geen klassieke landschapjes met Ruysdael-luchten. Anderzijds geven ze de kunstenaar een kader om diens werk binnen te duiden, zonder de verplichting te scheppen dat de kunstenaar zich altijd aan die kaders bindt.

Genres zijn, zeker met de opkomst van moderne kunsten, zo divers geworden als de kunst zelf. Sommige raken in onbruik, nieuwe genres komen op en maken verfijnder onderscheid op basis van specifieke kenmerken. De kenner weet precies waarin speed-, trash-, doom- en deathmetal van elkaar verschillen.

Filosoof Alex Thinius haalde tijdens Het Filosofisch Diner een aardig gedachte-experiment uit. Wat als we gender op vergelijkbare wijze benaderen? De gangbare wijze om over gender te denken (in termen van man of vrouw) is alsof je in de literatuur probeert om krampachtig alle proza onder ofwel de roman ofwel het korte verhaal te scharen, volgens Thinius.

Dat terwijl gender net zo goed als het kunstzinnige genre het resultaat is van het spanningsveld tussen maatschappelijke verwachtingen en individuele expressie. We worden door onze omgeving tot een bepaald gender gemaakt, maar hebben ook de vrijheid om ons zelf te ontwerpen. Als het goed is, althans. Binnen het huidige discours worden we slechts tot man of vrouw gemaakt en is de verwachting dat iemands gender samenvalt met de fysiologisch bepaalde sekse. Wie een plan trekt dat daarvan afwijkt, kan in grote delen van de wereld op morele afkeuring rekenen of moet zelfs vrezen voor juridische gevolgen.

Een prikkelende gedachte dus, om de vraag hoe gender tot stand komt op die manier te benaderen. Dat de vraag daarmee niet vanzelf makkelijker wordt, werd tijdens het diner duidelijk. Het man-vrouw-denken zit diep ingesleten. Toch biedt dit perspectief de mogelijkheid om vanuit kaders die breed bekend zijn verder te denken over de categorisering van gender zonder de bestaande normen gelijk te verwerpen.

Categories
Het Filosofisch Diner

Gezelligheid

De valkuil van woorden die we heel vaak gebruiken en waarvan de betekenis evident lijkt te zijn, is dat we er helemaal niet meer bij stilstaan wat we er eigenlijk mee zeggen of bedoelen. ‘Gezelligheid’ is precies zo’n begrip. Op en top Nederlands, naar verluid, en aan de lopende band gebruikt om welke sociale context dan ook te duiden. Maar gevraagd naar wat het betekent, komen de meeste mensen niet veel verder dan een generieke omschrijving. Iets samenzijn, goede sfeer, knusheid.

Pieter Dronkers, verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek, vond het dan ook hoog tijd om het begrip écht eens te bevragen. Hij greep daarvoor terug op de etymologie van het woord, maar ook een antropologische benadering, waarin het begrip als onderdeel van de menselijke cultuur wordt beschouwd. In beiden komt duidelijk naar voren dat niet alleen het sociale aspect van belang is, maar ook de wijze waarop machtsverhoudingen georganiseerd zijn.

Het woord is afgeleid van ‘gezel’, dat weer teruggaat op ‘zaal’, als in een gedeelde ruimte waarin men onder gelijken is. Die betekenis is volgens Dronkers ook tegenwoordig nog kenmerkend; gezelligheid kan volgens hem alleen bestaan waar mensen op gelijke voet met elkaar kunnen samenzijn. De typische plek daarvoor is het café, maar ook buurthuizen, verenigingen of andersoortige kleinschalige gemeenschappen scheppen de juiste voorwaarden voor gezellig samenzijn.

Het gesprek ging daarna over de vraag welke contexten er dan verder gezellig kunnen zijn; de cultureel bepaalde inhoud van gezelligheid; en de vraag of het zonder medemensen ook gezellig kan zijn. Duidelijk werd dat gezelligheid een zeer politieke lading kan hebben en dat we moeten waken voor elke vorm van dwang om gezellig te zijn - denk maar aan een gezellige kerst met onderhuidse spanningen. Het Filosofisch Diner zelf bleek daarentegen bij uitstek een zeer gezellige aangelegenheid - persoonlijk laat ik het het liefst bij die definitie.

Categories
Het Filosofisch Diner

Goed voornemen: meer liegen

Lieg jij wel eens? Met die vraag opende Frank Meester zijn verhaal tijdens het eerste Filosofisch Diner van 2025. De meeste handen gingen omhoog. Heel eerlijk op zich, maar tegenstrijdig met het antwoord - je geeft immers toe dat je antwoord onwaar zou kunnen zijn. Nog tegenstrijdiger is het om te antwoorden dat je nooit liegt: dat kan bijna niet waar zijn is daardoor alleen al een leugen.

Daarmee zette Meester de toon voor een levendige avond waar in de vraag werd uitgediept wat het begrip waarheid inhoudt en hoe we daar in ons sociale leven en de vorming van onze identiteit mee omspringen. Volgens Meester ontbreekt een ultieme fundering in de waarheid, een bepaalde essentie, daarin doorgaans, terwijl we er wel naar handelen alsof die er is. Met die paradox moeten we leren leven; de grote vraag is dan: hoe?

Dat leverde aan tafel mooie gesprekken op over wanneer je wel of niet de waarheid vertelt, hoe vaak je een leugen moet vertellen om hem waarheid te laten worden, wanneer je liever voorgelogen wordt en of het mogelijk is om de leugen uit te bannen (ik vermoed zelf dat de teneur van de avond erop wees van niet). Soms willen we namelijk graag in een onwaarheid geloven omdat ze ons leven verrijkt (Sinterklaas passeerde een aantal keer de revue) of omdat ze ons sociale leven eenvoudiger maakt (het is niet voor niets een conventie om op de vraag ‘hoe gaat het’ ‘goed te antwoorden).

Het spanningsveld tussen leugen, bluf en waarheid werd daarmee niet opgelost, maar in feite juist verder benadrukt, door de verschillende opvattingen die naar voren kwamen. Hoe brei je dan een zinnig einde aan zo’n gesprek? Nou, met een flinke portie bluf: Lonneke van Heugten verwerkte al haar indrukken in een poëtische wrap-up die ze er in vijf minuten uit blufte. Zó bluf je jezelf door het leven.

Categories
Het Filosofisch Diner

Alledaags activisme

We zijn hard op weg om het klimaat om zeep te helpen. En eigenlijk zijn we al te laat om de toegedane schade ongedaan te maken. De temperatuurstijging van gemiddeld 1,5 graden is afgelopen jaar al overschreden. Daarmee is catastrofale klimaatverandering niet meer iets van de toekomst, maar een proces waar we nu al middenin zitten, aldus filosoof en XR-activist Chris Julien, tijdens Het Filosofisch Diner vorige week.

Die boodschap stemt weinig hoopvol. Wat kun je als individu nog doen in het aanzicht van een supercomplex mondiaal fenomeen? Volgens Julien is het verleidelijk je als klimaatontkenner op te stellen, in de zin dat je ontkent dat je in staat bent om in actie te komen. Dat terwijl volgens Julien de mogelijkheid tot verandering besloten ligt in de praktijk van het alledaagse. Daarin kunnen we door kleine handeling als het ware met een hefboom systeemveranderingen verwezenlijken.

Juliens vraag aan de deelnemers was dan ook vanuit welke alledaagse praktijk zij een verandering zouden kunnen bewerkstelligen. Die vraag was niet alleen bedoeld als denkoefening, maar als motivatie om daadwerkelijk aan de bak te gaan. Want, zo zei hij, verandering ontstaat pas in de praktijk. Eerst een ambitieus plan opstellen en met uitgebreide theorie onderbouwen, zorgt niet voor een grotere slagingskans.

Het zit hem er juist in om in het dagelijkse handelen binnen de sfeer van een kleine gemeenschap (denk aan werk of sportclub bijvoorbeeld) iets te ontdekken dat anders kan. Een kleine aanwijzing voor een systeemverandering die van onderop begint, iets wat je misschien nog niet direct volledig kunt vatten, maar wat als zaadje dient om te laten ontkiemen. Een beetje zoals je oog moet hebben voor het toeval, zoals een Filosofisch Diner eerder bleek.

Met dat inzicht moeten we tevens verlost zijn van het denken over activisten als een heel specifieke groep mensen die zich aan een snelweg vastlijmen of soep tegen een schilderij gooien. Julien liet zien dat wij die mensen ook zijn, maar dat de actie bij iedereen anders kan zijn. Het doel blijft alleen hetzelfde: positieve verandering in een wereld die weinig hoop geeft.

Categories
Het Filosofisch Diner

Toeval

In hoeverre is het toeval dat Donald Trump vorige week tot president werd herverkozen? De peilingen hadden zijn klinkende overwinning niet voorzien. De swing states bogen vrijwel allemaal zijn kant op. Hadden ze net zo goed de kant van Harris op kunnen vallen? Daags na Trumps overwinning ging Het Filosofisch Diner over toeval. Dit fenomeen duikt te pas en te onpas op in ons leven (zie bovenstaand voorbeeld) maar het is lastig om er de vinger op te leggen. Jeroen Hopster wijdde er daarom een stevig onderzoek aan, waaruit hij tijdens het diner putte om deelnemers te bevragen over wat het toeval is. Gaat het hierbij simpelweg om dat wat zich niet laat voorspellen, of waar we vooraf niet over weten? Zie de Amerikaanse verkiezingen. Of is het fenomeen lastiger te duiden?

Met prikkelende voorbeelden uit onder andere de kunst, wetenschap, sport en zijn eigen leven, stelde Hopster vragen over de rol van het toeval in het leven. Bestaat het toeval wel? Hoe laat het zich definiëren? Ontwerper en kunstenaar Henk Cornelissen dobbelde net zolang met een dobbelsteen waar alle letters van het woord ‘toeval’ op stonden, tot hij het woord zelf had gegooid. Dat kostte hem elf jaar en meer dan vijfhonderdduizend worden. En hoe kunnen we het toeval herkennen en het een plaats geven in ons eigen leven? De Italiaanse topchef Massimo Bottura ontwikkelde zijn signature dish Oops! I dropped the lemon tart, doordat een collega een fraai dessert liet omvallen en hij in de ontstane chaos een geheel nieuwe schoonheid ontdekte.

Grote vragen, die evengoed betrekking hebben op het ontstaan van het leven (geheel toevallig op deze planeet) als op de veel persoonlijker (maar niet minder kosmische) ontmoeting van de liefde van je leven. Veel stof tot overdenken en bespreken dus, zonder evenwel sluitende antwoorden te vinden op alle vragen. Maar wie alle vragen weet te beantwoorden, bant dan ook het toeval uit. En dat terwijl het toeval precies is wat het leven spanning geeft, zo betoogde Hopster.

Ter afsluiting van de avond trad toevallige naamgenoot Jeroen van Wijk op met een ware ode aan het toeval, hier terug te lezen.

Categories
Het Filosofisch Diner

Data in de zorg

Hoe ziet de gezondheidszorg van de toekomst eruit? Wie daarop googlet, komt al snel afbeeldingen tegen van dokters die (opvallend vaak in een zeer blauwe omgeving) druk in de weer zijn met digitale media - schermen of VR-brillen - waarmee ze allerhande data verwerken. Patiënten (toch doorgaans de focus van de zorg) schitteren door afwezigheid.

Met een aantal van deze plaatjes illustreerde hoogleraar Ethiek van de gezondheidszorg Marianne Boenink vorige week tijdens Het Filosofisch Diner dat we een groeiende rol zien voor kunstmatige intelligentie als het gaat om onze gezondheid. En terwijl de kwaliteit van de zorg daarmee mogelijk toeneemt, is het van belang, zo bepleitte ze, dat we stilstaan bij de onvoorziene effecten van al die technologie.

Want met de toename van het oogsten van data over patiënten (en gezonde mensen) verandert ons begrippenkader; technologie is immers, zoals Marianne Boenink overtuigend betoogde, niet neutraal, maar vormt de manier waarop we onszelf en onze omgeving waarnemen. ‘Gezond’ en ‘ziek’ krijgen zodoende nieuwe betekenissen in het licht van data in de zorg. Daarover ontstond tussen de deelnemers een boeiend gesprek waarin nieuwe technologie zowel werd geloofd als bekritiseerd.

Duidelijk werd dat het een dans op het slappe koord is als het gaat om de mate waarin we data over onze gezondheid willen laten verzamelen. Nee, we willen niet dat onze premie van de zorgverzekering stijgt als bekend wordt dat we verhoogd risico hebben op een bepaalde aandoening. Maar ja, we zouden er wel op willen anticiperen - voorkomen is beter dan genezen. En op die tweespalt eindigde de avond - wetend dat een antwoord welkom zou zijn, maar dat de technologie momenteel nog het voortouw neemt.

Categories
Het Filosofisch Diner

Blinde vlekken

Discriminiatie is verboden; in de grondwet is vastgelegd dat we geen onderscheid mogen maken tussen mensen op basis van geloof, gender, seksualiteit, etniciteit, politieke overtuiging of fysieke of geestelijke beperking. Dat lijkt helder, maar het laat de vraag open wanneer er sprake is van discriminatie. Lieke Asma ging daarom tijdens Het Filosofisch Diner in op de vraag wat discriminatie eigenlijk is en hoe we het kunnen voorkomen.

Volgens haar is het grootste deel van discriminerend gedrag onbedoeld of onbewust: we denken dat we juist handelen, willen dat ook, maar maken in de praktijk keuzes die toch door laten schemeren dat we discrimineren. Uitgebreid psychologisch onderzoek heeft dit wetenschappelijk aangetoond, maar geeft volgens Asma geen bevredigende verklaring voor de discrepantie tussen wat we doen en wat we denken dat we doen.

Ze bepleitte daarom een perspectief dat niet zozeer is gericht op degene die (onbedoeld of onbewust) discrimineert, maar juist op de context waarin dat gebeurt. Daarbinnen speelt namelijk altijd een maatschappelijk ingebedde normativiteit mee, die ons handelen mede bepaalt. Zo kan het dat het geslacht bij de keuze tussen een mannelijke en vrouwelijke sollicitant meespeelt, omdat er nog steeds een maatschappelijke norm bestaat die de voorkeur geeft aan mannen boven vrouwen. Ook als we die norm niet onderschrijven.

Hoe herkennen we gevallen van discriminatie dan? En hoe veranderen we die patronen? Normen, zo klonk het uit het publiek, zijn abstracte gedragsregels. We kunnen ze wel expliciet maken om bewustzijn ervan te creëren, maar de uitdaging is juist om ze in concrete situaties te herkennen en ze van daaruit aan de kaak te stellen. Een oefening die vraagt om flink wat reflectie en een open houding. Die was er tijdens het diner gelukkig al wel, nu nog in de rest van de wereld.

Categories
Het Filosofisch Diner

Ik beweeg, dus ik ben

Zijn wij ons brein? Of zijn we ons lichaam? In het laatste Filosofische Diner voor de zomerstop sprak Aldo Houterman over deze vragen, zonder het antwoord overigens te geven. Want het stellen van beide vragen impliceert al een kloof tussen lichaam en geest, die volgens Houterman hardnekkig in het Westerse denken vastzit.

Vanaf Plato, via vroege christelijke denkers tot aan de Renaissance en de opkomst van het moderne denken met Descartes, bestaat er een schema dat de mens opdeelt in een denkend deel en een fysiek deel, een brein en een lichaam. Ook de moderne wetenschappen, hanteren een dergelijk schema. Binnen dat schema bestaat een hiërarchische verdeling; vrijwel altijd is het lichaam ondergeschikt aan het brein.

Door onderzoek naar lichamelijkheid in de filosofie, maar ook kunst en sport, probeert Houterman dat beeld te kenteren. Want is er niet veel meer voor te zeggen dat ons denken en onze fysieke activiteit samenvallen? Laten ervaren sporters niet zien dat het lichaam als een geheel functioneert in verbinding met zijn omgeving, in plaats van als een automaat die door een centraal orgaan wordt aangestuurd? En laat onze zintuiglijke waarneming niet zien dat het lichaam op heel veel verschillende manieren kan kennen en gekend worden?

In een breed uitwaaierend gesprek ging het over hoe dansers in hun beweging niet alleen vaardigheid, maar ook emotie uitdrukken, over de vraag wat fysieke beperkingen en verlamming leert over de vermeende kloof tussen brein en lichaam en over de vraag wat beweging eigenlijk is. We vatten het namelijk op als gestuurde activiteit, terwijl nader beschouwd het levende lichaam als vanzelf altijd in beweging is - zou je beweging als een bestaansvoorwaarde kunnen zien? Ik beweeg, dus ik ben…

Vorm en inhoud vielen mooi samen, want er werd veel gedacht, veel gegeten en veel gepraat - al die activiteiten door elkaar, vanuit en mét het lichaam. Tot iedereen, geestelijk en lichamelijk verzadigd (hetgeen dus op hetzelfde neer zou kunnen komen) naar de afsluitende woorden van Lonneke van Heugten luisterde, die in dichtvorm de hele avond nog eens samenvatte. Een prachtige afsluiter van een verrijkend seizoen aan Filosofische Diners.

Categories
Het Filosofisch Diner

Taal geven aan muziek

Plotseling was het afgelopen woensdag zomer. Terwijl de omstandigheden een week eerder nog ronduit winters waren, scheen de zon volop en was het broeierig warm. Dat was reden genoeg om Het Filosofisch Diner die avond naar buiten te verplaatsen, om omringd door het groen te eten en te praten over muziek.

Jos Kessels hield een fraai verhaal over hoe we muziek ervaren, hoe we daar taal aan kunnen geven en welke kennis we daarvan kunnen opdoen over onszelf en de wereld. Hoognodig, vindt hij, want in de hedendaagse wereld wordt muziek te sterk gereduceerd tot vorm. De moderne wetenschap benadert muziek rationeel, wil haar analyseren en verklaren tot in het kleinste detail, maar laat weinig ruimte over voor wat muziek betekent.

In vroeger tijden werd de wereld geanalyseerd in termen van muziek; in de gehele kosmische ordening was muzikaliteit te ontdekken, meenden klassieke denkers. Van die notie is weinig meer over tegenwoordig. We hoeven daar ook niet naar terug, meent Kessels, maar we kunnen er zeker van leren. Want juist in het ongrijpbare, wat we niet rationeel op begrip kunnen brengen, liggen waardevolle inzichten over de wereld. Muziek is daar een uitdrukking van en onze verbeelding kan helpen om die betekenis ook in taal uit te drukken.

Temidden van het omgevingsgeluid waar de muziek van alle kanten binnen leek te stromen (tjirpende vogels, zingende buren) vroeg hij deelnemers om te reflecteren of zij muziek ook zo zagen, en om onder woorden te brengen wat muziek bij hen teweeg bracht en wat ze dat leerde over henzelf. Lastige vragen met nog lastiger antwoorden, maar dat bracht juist mooi aan het licht hoe waardevol het is om te zoeken naar andere manieren om over muziek te praten. En om te illustreren dát taal en muziek kunnen versmelten, sloot Wordbites af met een muzikale tekst, verweven met mijn eigen gitaarspel. Tekst en klank gaven elkaar betekenis. De muziek kreeg haar taal.