Categories
Het Filosofisch Diner

Toeval

In hoeverre is het toeval dat Donald Trump vorige week tot president werd herverkozen? De peilingen hadden zijn klinkende overwinning niet voorzien. De swing states bogen vrijwel allemaal zijn kant op. Hadden ze net zo goed de kant van Harris op kunnen vallen? Daags na Trumps overwinning ging Het Filosofisch Diner over toeval. Dit fenomeen duikt te pas en te onpas op in ons leven (zie bovenstaand voorbeeld) maar het is lastig om er de vinger op te leggen. Jeroen Hopster wijdde er daarom een stevig onderzoek aan, waaruit hij tijdens het diner putte om deelnemers te bevragen over wat het toeval is. Gaat het hierbij simpelweg om dat wat zich niet laat voorspellen, of waar we vooraf niet over weten? Zie de Amerikaanse verkiezingen. Of is het fenomeen lastiger te duiden?

Met prikkelende voorbeelden uit onder andere de kunst, wetenschap, sport en zijn eigen leven, stelde Hopster vragen over de rol van het toeval in het leven. Bestaat het toeval wel? Hoe laat het zich definiëren? Ontwerper en kunstenaar Henk Cornelissen dobbelde net zolang met een dobbelsteen waar alle letters van het woord ‘toeval’ op stonden, tot hij het woord zelf had gegooid. Dat kostte hem elf jaar en meer dan vijfhonderdduizend worden. En hoe kunnen we het toeval herkennen en het een plaats geven in ons eigen leven? De Italiaanse topchef Massimo Bottura ontwikkelde zijn signature dish Oops! I dropped the lemon tart, doordat een collega een fraai dessert liet omvallen en hij in de ontstane chaos een geheel nieuwe schoonheid ontdekte.

Grote vragen, die evengoed betrekking hebben op het ontstaan van het leven (geheel toevallig op deze planeet) als op de veel persoonlijker (maar niet minder kosmische) ontmoeting van de liefde van je leven. Veel stof tot overdenken en bespreken dus, zonder evenwel sluitende antwoorden te vinden op alle vragen. Maar wie alle vragen weet te beantwoorden, bant dan ook het toeval uit. En dat terwijl het toeval precies is wat het leven spanning geeft, zo betoogde Hopster.

Ter afsluiting van de avond trad toevallige naamgenoot Jeroen van Wijk op met een ware ode aan het toeval, hier terug te lezen.

Categories
Het Filosofisch Diner

Data in de zorg

Hoe ziet de gezondheidszorg van de toekomst eruit? Wie daarop googlet, komt al snel afbeeldingen tegen van dokters die (opvallend vaak in een zeer blauwe omgeving) druk in de weer zijn met digitale media - schermen of VR-brillen - waarmee ze allerhande data verwerken. Patiënten (toch doorgaans de focus van de zorg) schitteren door afwezigheid.

Met een aantal van deze plaatjes illustreerde hoogleraar Ethiek van de gezondheidszorg Marianne Boenink vorige week tijdens Het Filosofisch Diner dat we een groeiende rol zien voor kunstmatige intelligentie als het gaat om onze gezondheid. En terwijl de kwaliteit van de zorg daarmee mogelijk toeneemt, is het van belang, zo bepleitte ze, dat we stilstaan bij de onvoorziene effecten van al die technologie.

Want met de toename van het oogsten van data over patiënten (en gezonde mensen) verandert ons begrippenkader; technologie is immers, zoals Marianne Boenink overtuigend betoogde, niet neutraal, maar vormt de manier waarop we onszelf en onze omgeving waarnemen. ‘Gezond’ en ‘ziek’ krijgen zodoende nieuwe betekenissen in het licht van data in de zorg. Daarover ontstond tussen de deelnemers een boeiend gesprek waarin nieuwe technologie zowel werd geloofd als bekritiseerd.

Duidelijk werd dat het een dans op het slappe koord is als het gaat om de mate waarin we data over onze gezondheid willen laten verzamelen. Nee, we willen niet dat onze premie van de zorgverzekering stijgt als bekend wordt dat we verhoogd risico hebben op een bepaalde aandoening. Maar ja, we zouden er wel op willen anticiperen - voorkomen is beter dan genezen. En op die tweespalt eindigde de avond - wetend dat een antwoord welkom zou zijn, maar dat de technologie momenteel nog het voortouw neemt.

Categories
Het Filosofisch Diner

Blinde vlekken

Discriminiatie is verboden; in de grondwet is vastgelegd dat we geen onderscheid mogen maken tussen mensen op basis van geloof, gender, seksualiteit, etniciteit, politieke overtuiging of fysieke of geestelijke beperking. Dat lijkt helder, maar het laat de vraag open wanneer er sprake is van discriminatie. Lieke Asma ging daarom tijdens Het Filosofisch Diner in op de vraag wat discriminatie eigenlijk is en hoe we het kunnen voorkomen.

Volgens haar is het grootste deel van discriminerend gedrag onbedoeld of onbewust: we denken dat we juist handelen, willen dat ook, maar maken in de praktijk keuzes die toch door laten schemeren dat we discrimineren. Uitgebreid psychologisch onderzoek heeft dit wetenschappelijk aangetoond, maar geeft volgens Asma geen bevredigende verklaring voor de discrepantie tussen wat we doen en wat we denken dat we doen.

Ze bepleitte daarom een perspectief dat niet zozeer is gericht op degene die (onbedoeld of onbewust) discrimineert, maar juist op de context waarin dat gebeurt. Daarbinnen speelt namelijk altijd een maatschappelijk ingebedde normativiteit mee, die ons handelen mede bepaalt. Zo kan het dat het geslacht bij de keuze tussen een mannelijke en vrouwelijke sollicitant meespeelt, omdat er nog steeds een maatschappelijke norm bestaat die de voorkeur geeft aan mannen boven vrouwen. Ook als we die norm niet onderschrijven.

Hoe herkennen we gevallen van discriminatie dan? En hoe veranderen we die patronen? Normen, zo klonk het uit het publiek, zijn abstracte gedragsregels. We kunnen ze wel expliciet maken om bewustzijn ervan te creëren, maar de uitdaging is juist om ze in concrete situaties te herkennen en ze van daaruit aan de kaak te stellen. Een oefening die vraagt om flink wat reflectie en een open houding. Die was er tijdens het diner gelukkig al wel, nu nog in de rest van de wereld.

Categories
Het Filosofisch Diner

Ik beweeg, dus ik ben

Zijn wij ons brein? Of zijn we ons lichaam? In het laatste Filosofische Diner voor de zomerstop sprak Aldo Houterman over deze vragen, zonder het antwoord overigens te geven. Want het stellen van beide vragen impliceert al een kloof tussen lichaam en geest, die volgens Houterman hardnekkig in het Westerse denken vastzit.

Vanaf Plato, via vroege christelijke denkers tot aan de Renaissance en de opkomst van het moderne denken met Descartes, bestaat er een schema dat de mens opdeelt in een denkend deel en een fysiek deel, een brein en een lichaam. Ook de moderne wetenschappen, hanteren een dergelijk schema. Binnen dat schema bestaat een hiërarchische verdeling; vrijwel altijd is het lichaam ondergeschikt aan het brein.

Door onderzoek naar lichamelijkheid in de filosofie, maar ook kunst en sport, probeert Houterman dat beeld te kenteren. Want is er niet veel meer voor te zeggen dat ons denken en onze fysieke activiteit samenvallen? Laten ervaren sporters niet zien dat het lichaam als een geheel functioneert in verbinding met zijn omgeving, in plaats van als een automaat die door een centraal orgaan wordt aangestuurd? En laat onze zintuiglijke waarneming niet zien dat het lichaam op heel veel verschillende manieren kan kennen en gekend worden?

In een breed uitwaaierend gesprek ging het over hoe dansers in hun beweging niet alleen vaardigheid, maar ook emotie uitdrukken, over de vraag wat fysieke beperkingen en verlamming leert over de vermeende kloof tussen brein en lichaam en over de vraag wat beweging eigenlijk is. We vatten het namelijk op als gestuurde activiteit, terwijl nader beschouwd het levende lichaam als vanzelf altijd in beweging is - zou je beweging als een bestaansvoorwaarde kunnen zien? Ik beweeg, dus ik ben…

Vorm en inhoud vielen mooi samen, want er werd veel gedacht, veel gegeten en veel gepraat - al die activiteiten door elkaar, vanuit en mét het lichaam. Tot iedereen, geestelijk en lichamelijk verzadigd (hetgeen dus op hetzelfde neer zou kunnen komen) naar de afsluitende woorden van Lonneke van Heugten luisterde, die in dichtvorm de hele avond nog eens samenvatte. Een prachtige afsluiter van een verrijkend seizoen aan Filosofische Diners.

Categories
Het Filosofisch Diner

Taal geven aan muziek

Plotseling was het afgelopen woensdag zomer. Terwijl de omstandigheden een week eerder nog ronduit winters waren, scheen de zon volop en was het broeierig warm. Dat was reden genoeg om Het Filosofisch Diner die avond naar buiten te verplaatsen, om omringd door het groen te eten en te praten over muziek.

Jos Kessels hield een fraai verhaal over hoe we muziek ervaren, hoe we daar taal aan kunnen geven en welke kennis we daarvan kunnen opdoen over onszelf en de wereld. Hoognodig, vindt hij, want in de hedendaagse wereld wordt muziek te sterk gereduceerd tot vorm. De moderne wetenschap benadert muziek rationeel, wil haar analyseren en verklaren tot in het kleinste detail, maar laat weinig ruimte over voor wat muziek betekent.

In vroeger tijden werd de wereld geanalyseerd in termen van muziek; in de gehele kosmische ordening was muzikaliteit te ontdekken, meenden klassieke denkers. Van die notie is weinig meer over tegenwoordig. We hoeven daar ook niet naar terug, meent Kessels, maar we kunnen er zeker van leren. Want juist in het ongrijpbare, wat we niet rationeel op begrip kunnen brengen, liggen waardevolle inzichten over de wereld. Muziek is daar een uitdrukking van en onze verbeelding kan helpen om die betekenis ook in taal uit te drukken.

Temidden van het omgevingsgeluid waar de muziek van alle kanten binnen leek te stromen (tjirpende vogels, zingende buren) vroeg hij deelnemers om te reflecteren of zij muziek ook zo zagen, en om onder woorden te brengen wat muziek bij hen teweeg bracht en wat ze dat leerde over henzelf. Lastige vragen met nog lastiger antwoorden, maar dat bracht juist mooi aan het licht hoe waardevol het is om te zoeken naar andere manieren om over muziek te praten. En om te illustreren dát taal en muziek kunnen versmelten, sloot Wordbites af met een muzikale tekst, verweven met mijn eigen gitaarspel. Tekst en klank gaven elkaar betekenis. De muziek kreeg haar taal.

Categories
Het Filosofisch Diner

Hoe verbeter je je moraal?

We houden er allemaal ideeën op na over wat goed en slecht is en hoe we daarnaar kunnen handelen. Een van de taken van de filosofie is om daar helderheid in te scheppen en vragen bij te stellen en zo te laten zien waarom we denken en handelen zoals we doen, en hoe dat anders kan. Zo worden ethische theorieën opgebouwd.

Klaas Rozemond ontwerpt in zijn boek De beste filosofische ideeën om je moraal te verbeteren niet de zoveelste theorie over goed en kwaad, maar zet juist de grote westerse tradities op dat vlak naast elkaar en vergelijkt ze, om de lezer zo te stimuleren om bij zichzelf te rade te gaan welke moraal hij er zelf op nahoudt en of en hoe die verbeterd kan worden.

Dat is ook precies de opdracht die hij meegaf aan het publiek tijdens Het Filosofisch Diner op 3 april: reflecteer eens kritisch op de morele regels waar je naar handelt, bedenk hoe die zijn vormgegeven en overweeg vervolgens of je daar verbetering in kunt aanbrengen. Dat was (uiteraard) geen eenvoudige opgave, want vele eeuwen aan filosofen hebben zich hier ook al over gebogen zonder een sluitend antwoord te geven.

Maar dat definitieve antwoord hoeft misschien ook niet gegeven te worden; dat impliceert iets van een openbaring, een puzzelstukje waardoor alles op zijn plaats valt. Een dergelijke religieuze opvatting van moraal was er een die Rozemond liever verwierp. Nee, aan je moraal kun je blijven sleutelen. Je leefregels veranderen door de tijd heen toch wel. Beter om je er goed in te oefenen en vooral, zoals een van gasten terecht opmerkte, je best doen om niet alleen regels op te stellen, maar er daadwerkelijk naar te handelen. Dan gaat je moraal pas echt vooruit.

Categories
Het Filosofisch Diner

Goed leven als aardbewoners

Biodiversiteit is van essentieel belang voor een duurzame en groene planeet. Daarom zullen we ons op een andere manier tot de aarde moeten gaan verhouden, bepleitte Michiel Korthals tijdens Het Filosofisch Diner op woensdag 6 maart. Niet alleen tot de aarde als hemellichaam, maar ook letterlijk tot de grond onder onze voeten. Want we zijn blind voor de bijzonder complexe organisatie van ondergrondse organismen die zich op microscopisch niveau afspeelt en die we als (westerse) mens ernstig bedreigen.

Als achtergrond bij de filosofische vragen die Korthals wilde oproepen, schetste hij een stevig natuurwetenschappelijk kader. Hij zoomde uit: de biodiversiteit op aarde is het resultaat van honderden miljoenen jaren evolutie en is sinds het leven op aarde is ontstaan alleen maar toegenomen. Tot de komst van de (industriële) mens, die er met zijn impact een rem op heeft gezet.

En hij zoomde vervolgens in, om te laten zien van welk belang het leven op microscopisch niveau is én wat we daarvan kunnen leren. Want enerzijds is een divers bodemleven essentieel voor gezonde landbouw, die in harmonie werkt met de natuur - anders dan de huidige industriële vorm van landbouw, die homogeen is en de natuur uitput. Anderzijds liet hij zien dat op het kleinste niveau samenwerking of symbiose tussen organismen het uitgangspunt is van gezond leven. Microscopische ecosystemen werken op basis van vertrouwen in plaats van concurrentie, zoals veel wetenschappers het graag presenteren.

Dat riep interessante vragen op over hoe we in de natuur staan: staan we als mens tegenover de natuur of kunnen we ons meer als onderdeel ervan zien? Hoe leven en dood zich tot elkaar verhouden: we zien dood doorgaans als het einde van een cyclus, terwijl de gestorven materie juist andere organismen tot voeding dient. Is de dood in die zin niet de motor van het leven? En ten slotte over de rol van altruïsme en vertrouwen in de evolutie. Korthals gaf zelf toe dat het antropomorf is om iets als ‘vertrouwen’ te projecteren op schimmels en planten; en toch doet die zienswijze meer recht aan de vorm van samenwerking die ondergronds plaatsvindt, dan andere conventionele wetenschappelijke ideeën.

Abstracte ideeën, alleen omdat de schaal zo onvoorstelbaar anders is dan die van de mens. Maar gelukkig kunnen we volgens Korthals op hele pragmatische manier een grotere biodiversiteit stimuleren: eet lokaal, biologisch, bewust en gezond. Daarmee is al een enorme stap gemaakt richting een betere verhouding tot de natuur. Nu is nog de vraag hoe dat over de hele wereld wordt bewerkstelligd…

Categories
Het Filosofisch Diner

Dodelijke gekte

Is er sprake van vrije wil als iemand in een waan of psychose een moord pleegt? En kunnen we iemand daar dan verantwoordelijk voor houden? Hoewel het statistisch gezien maar weinig voorkomt, halen dergelijke moordzaken bijna altijd de voorpagina van de krant. En op die voorpagina’s wordt doorgaans (te) weinig recht gedaan aan de bijzonder complexe omstandigheden die in zo’n zaak spelen. Hoog tijd voor wat filosofische verdieping!

Psychiater en filosoof Lotje Steins Bisschop onderzocht samen met journalist Roselien Herderschee verschillende moordzaken en bundelde die met achtergrond over het juridische en psychiatrische systeem in een boek dat uiteindelijk filosofische vragen over autonomie en verantwoordelijkheid oproept. Op 7 februari besprak ze tijdens Het Filosofisch Diner een aantal van deze zaken om die vragen aan het licht te brengen. In de rechtspraak en de psychiatrie wordt vrijwel altijd een antwoord gevonden, maar vanuit de filosofie blijven deze vragen doorgaans open.

Ook tijdens het diner werd duidelijk dat het vrijwel onmogelijk is om een sluitend antwoord te vinden. Het is niet eenduidig aan te geven waar iets als de vrije wil huist; en zodoende is het ook nooit volledig duidelijk in hoeverre iemand met intentie handelt als diegene in een psychose verkeert. Binnen de rechtspraak zijn daar heldere criteria voor, maar bij het bepalen van morele last wegen teveel tegenstrijdigheden mee, zo bleek uit de vele vragen die het publiek aan Steins Bisschop voorlegde. Het gaat in de filosofie om het vragen stellen, maar op het gebied van leven en dood is de menselijke drang naar antwoorden vaak te groot.

Gelukkig was daar aan het einde nog een prachtig gedicht door Jeroen van Wijk, die met wisselende perspectieven dit grijze gebied een persoonlijkheid gaf. Het gedicht dat hij schreef voor de gelegenheid, getiteld 'Wie ben je?' kun je hier teruglezen.

Categories
Het Filosofisch Diner Leestip

Wouter Kusters – Schokeffecten

Van de vele boeken die filosofen deze dagen wijden aan de klimaatcrisis, behandelen de meeste morele, sociale of politieke vraagstukken: hoe heeft het zover kunnen komen, wat kunnen we eraan doen, kunnen we er überhaupt nog iets aan doen? Ook vragen over wie we als mens zijn en hoe we ons tot de natuur verhouden, komen vaak naar voren: waar we staan we ten opzichte van de natuur, welke rechten en plichten hebben we ten opzichte van haar, waar heeft de natuur recht op?

Wouter Kusters onderzoekt in Schokeffecten een vraag van een andere categorie: hoe reageren we op de crisis waar we ons inmiddels middenin bevinden en wat voor een soort denken is er in en vanuit die reactie mogelijk? In het licht van een naderende catastrofe worden steeds meer mensen overvallen door gevoelens van schok en angst; woorden als klimaatangst, - depressie en -trauma duiken alsmaar vaker op in de media. In tegenstelling tot andere, vaak irrationele angsten, volstaat het hier niet om in behandeling te gaan bij een psycholoog, net zo goed als de bemanning van de Titanic moeilijk tegen de passagiers kon zeggen: ‘het komt wel goed’.

In drie verschillende delen filosofeert Kusters achtereenvolgens over de schok - wat gebeurt er op het moment dat we de diepe en reële ernst van de klimaatcrisis inzien? -, de negatieve effecten die we daarvan ondervinden - en die maar al te vaak terzijde worden geschoven als sta-in-de-weg voor potentiële oplossingen - en in het derde en meest uitgebreide deel over nieuwe manieren van denken in deze tijd. Daarbij graaft hij in het verleden om oorzaken voor de klimaatcrisis te vinden, om te zien welke daarvan aannemelijk zijn en wat we ermee aankunnen in ons denken nu - zonder overigens een enkele gebeurtenis als dé oorzaak aan te wijzen, want dat is onmogelijk.

Kusters’ analyse is te uitgebreid om in enkele zinnen te behandelen. Maar voor zover hij aanbevelingen geeft, laten die zich wel kort en bondig samenvatten. Bij dreigend gevaar in de natuur hebben we instinctief drie reacties: vluchten, vechten of bevriezen. Vluchten is wat de klimaatscepticus doet, vechten wat de ‘ecomodernist’ doet, die gelooft in het heil van de technologie. Bevriezen is wat Kusters ons aanraadt. Stilstaan bij de catastrofale dreiging, deze onder ogen zien en de gevoelde angst omzetten in een doordachte omgang ermee. Duurzaam alarmisme noemt hij het, niet een blinde, maar een filosofische paniek. Daarmee eindigt zijn werk toch nog op een ietwat hoopvolle noot.

Categories
Het Filosofisch Diner

Just war? Over fascinatie voor het geweld en de held op het slagveld

Het Filosofisch Diner nodigt uit tot reflectie op vaak alledaagse thema’s, op zaken die dichtbij ons staan en waar we ons snel in herkennen. Oorlog is er daar niet een van. Dat houden we liefst zo veel mogelijk op afstand; we willen er niet in verzeild raken. Toch bleek vorige week dat ethiek op het slagveld dichter bij ons staat dat we willen geloven.

Desiree Verweij ging in op de aloude vraag of er zoiets als een ‘rechtvaardige oorlog’ bestaat. Augustinus is de vader van dit begrip, dat sinds zijn onderzoek ernaar een lange traditie kent in de westerse filosofie; het huidige oorlogsrecht, de missie van de VN en de Geneefse conventies zijn erop gestoeld. Anderhalf millennium aan bevragen wat een rechtvaardige oorlog zou moeten zijn, heeft echter maar weinig bloedvergieten voorkomen. Op een abstract niveau kan het veel verklaren en legitimeren, maar aan de werkelijkheid van het slagveld zelf doet het weinig recht.

Daarom haalde Verweij de filosoof én soldaat Jesse Glenn Gray aan, die zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en het gedrag van zijn medesoldaten filosofisch beschreef. Daarmee gaf hij als een van de eersten een menselijk gezicht aan oorlogsvoering, door het slagveld niet vanuit vogelvlucht, maar vanuit het perspectief van de vechtende soldaat te tonen. Hij beargumenteerde dat oorlog het beste en het slechtste in de mens naar boven kan halen; dat de fascinatie voor geweld een grote aantrekkingskracht heeft op de mens, maar dat opoffering en kameraadschap ook een grote rol spelen.

Daarmee krijgt de rechtvaardige oorlog een nieuwe betekenis: wat drijft soldaten op het slagveld? Waarheen wijst hun morele kompas? Vechten ze om de zinloosheid in hun leven op te vullen, of uit de overtuiging dat ze de democratie moeten verdedigen? Dergelijke vragen hebben ook los van het slagveld een evidente betekenis; de antwoorden erop zijn verankerd in hoe rechtvaardig de samenleving is. Zo bezien gaat oorlog helemaal niet over iets dat ver van ons af staat, maar is het eerder een uitdrukking van hoe de maatschappij ervoor staat. Kijkende naar de gewapende conflicten in deze wereld, valt er dan nog wel wat terrein te winnen.