Discriminiatie is verboden; in de grondwet is vastgelegd dat we geen onderscheid mogen maken tussen mensen op basis van geloof, gender, seksualiteit, etniciteit, politieke overtuiging of fysieke of geestelijke beperking. Dat lijkt helder, maar het laat de vraag open wanneer er sprake is van discriminatie. Lieke Asma ging daarom tijdens Het Filosofisch Diner in op de vraag wat discriminatie eigenlijk is en hoe we het kunnen voorkomen.
Volgens haar is het grootste deel van discriminerend gedrag onbedoeld of onbewust: we denken dat we juist handelen, willen dat ook, maar maken in de praktijk keuzes die toch door laten schemeren dat we discrimineren. Uitgebreid psychologisch onderzoek heeft dit wetenschappelijk aangetoond, maar geeft volgens Asma geen bevredigende verklaring voor de discrepantie tussen wat we doen en wat we denken dat we doen.
Ze bepleitte daarom een perspectief dat niet zozeer is gericht op degene die (onbedoeld of onbewust) discrimineert, maar juist op de context waarin dat gebeurt. Daarbinnen speelt namelijk altijd een maatschappelijk ingebedde normativiteit mee, die ons handelen mede bepaalt. Zo kan het dat het geslacht bij de keuze tussen een mannelijke en vrouwelijke sollicitant meespeelt, omdat er nog steeds een maatschappelijke norm bestaat die de voorkeur geeft aan mannen boven vrouwen. Ook als we die norm niet onderschrijven.
Hoe herkennen we gevallen van discriminatie dan? En hoe veranderen we die patronen? Normen, zo klonk het uit het publiek, zijn abstracte gedragsregels. We kunnen ze wel expliciet maken om bewustzijn ervan te creëren, maar de uitdaging is juist om ze in concrete situaties te herkennen en ze van daaruit aan de kaak te stellen. Een oefening die vraagt om flink wat reflectie en een open houding. Die was er tijdens het diner gelukkig al wel, nu nog in de rest van de wereld.