De vrijheidsmaaltijd op 5 mei is in tien jaar tijd iets van een traditie geworden om vrijheid te vieren. Gezamenlijk eten is het ritueel waarin we onze vrijheid in de praktijk brengen; het feit dát we samen met anderen, meer maar ook vaak mindere bekenden, kunnen samenkomen om eten te delen, is al een bijzondere vrijheidspraktijk.
Zo goed als rituelen een grote rol spelen in het vieren van vrijheid op 5 mei, doen ze dat, misschien nog wel in sterkere mate, op 4 mei, wanneer de slachtoffers van oorlogsgeweld worden herdacht. Daar tegenover staat dat er een brede consensus is over wát er op 5 mei wordt gevierd, terwijl er over het herdenken op 4 mei altijd al (scherpe) discussie bestaat.
Wat gebeurt er dan als je het eten niet als viering, maar als herdenking ritualiseert? Als je het gesprek aan de eettafel als uitgangspunt neemt om te definiëren wie je herdenkt en waarom je herdenkt, om daarna de daad van het herdenken bij het woord te voegen. Leert dat iets over de waarde en betekenis van herdenken? En past de aangename praktijk van het eten, dat we liefst met smaak doen, bij de verstilde en beladen sfeer van het herdenken?
Ik vermoed van wel; eten is niet alleen het voeden van het lichaam en een daad die genot moet brengen. De maaltijd is ook een moment van bezinning en reflectie. Om als het ware te verteren wat is gebeurd. Te oefenen in dankbaarheid voor wat anderen niet konden krijgen. En om gezamenlijk te beklinken dat we ons best doen om het oorlogsleed in de wereld te beperken.
Op 4 mei spreekt Rikko Voorberg tijdens Het Filosofisch Diner over rituelen en herdenken. Bestel je kaarten hier.