In tijden van crisis gebeurt het al snel dat je je in eerdere eerdere tijden van crisis verdiept. Wellicht om er troost uit te putten? Het was toen ook niet makkelijk en toch sloeg men zich er doorheen? Ik weet het niet, maar in elk geval ging ik in hoog tempo en met een beklemmend gevoel van herkenning door Philipp Bloms boek Alleen de wolken heen.
Daarin wroet hij in de jaren tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog en reconstrueert hij op prachtige wijze twee decennia van voortdurende crisis. De kunst en cultuur van die periode vormen het kader van waaruit hij alle grote ontwikkelingen in het westen duidt – van technologische stroomversnellingen tot aanzwellend antisemitisme en de opkomst van het nazisme.
Elk hoofdstuk beschrijft een jaar en zoomt in op een specifieke geschiedenis, zodat het hele boek leest als een prachtige mozaïek van het Interbellum. Kleine gebeurtenissen worden minutieus in grotere kaders geplaatst en telkens maakt Blom sprongen in de tijd om de afzonderlijke verhalen te binden.
De grootste verdienste is dat het boek uiteraard eindigt met de opmaat van de Tweede Wereldoorlog, zonder dat Blom het daarheen schrijft. Het is ondankbaar maar verleidelijk om de jaren twintig en dertig te reduceren tot wat alleen maar kon uitmonden in de Holocaust; Blom weerstaat die verleiding. En dat is waar de beklemming opduikt; het zijn de herkenbare geschiedenissen van mensen in crisistijd die niet weten wat hen te wachten staat. Je betrekt het als vanzelf op de huidige tijd en vraagt je af: wat staat ons nog te wachten?
Philip Blom, Alleen de wolken – Cultuur en crisis in het westen 1918-1938. De Bezige Bij.