Categories
Het Filosofisch Diner

Grenzeloze filosofie

In de jaren zestig hebben de filosofie en het denken in het algemeen een tik van de molen gekregen. Denkers als Derrida en Foucault hebben laten zien dat het formuleren van normen vooral een uitdrukking is van machtsverhoudingen. Wie binnen de norm valt, heeft de touwtjes in handen, wie erbuiten valt, niet. Dat heeft geleid tot golven van protest, de roep om emancipatie van minderheden en een groeiend verzet tegen macht en autoriteit over de hele breedte van het politieke spectrum - in een term samengevat: culture wars

Is het erg dat de filosofie gek is geworden, vroeg Gijs van Oenen zich vorige week af tijdens Het Filosofisch Diner. Dat niet, meende hij, maar je kunt je wel afvragen of de daaruit voortkomende strijd om emancipatie ooit tot een bevredigend en zinvol einde kan komen. Dat bleek een prikkelende stelling te zijn.

Volgens Van Oenen schuilt er een tragiek in het strijden tegen heersende normen, zoals dat tegenwoordig onder de noemer identiteitspolitiek zo sterk gebeurt. Het winnen van de strijd betekent tegelijk het wegvagen van de legitimiteit ervan - de kern van de strijd is immers niet het instellen van een nieuwe norm, het creëren van een dominante groep, maar het afzetten tegen de bestaande norm.

Het problematische van deze filosofie, bleek ook tijdens deze avond, is dat ze uiteindelijk altijd zichzelf als onderwerp neemt en zichzelf onderuit poogt te halen. Het ging tussen deelnemers over de vraag waar het verschil ligt tussen het persoonlijke en het politieke, tussen theorie en praktijk, en in het gesprek daarover werd juist de onvermijdelijke versmelting van die gebieden duidelijk. Filosofie (of was het dat wel?) op het scherpst van de snede. Dat het daarin lastig, zo niet onmogelijk, is om te zoeken naar gemeenschappelijke grond, biedt weinig hoop op een goed verloop van de culturele veldslagen.