Ik heb al vaker geschreven dat wijn proeven en filosofie dicht bij elkaar liggen. Zoals je een wijn ontleedt in verschillende onderdelen en hun onderlinge samenhang om te bepalen waarom hij is zoals hij is, zo kun je ook vragen of uitspraken uitkleden om tot een diepere kern te komen over wat ermee gezegd wordt.
Ligt er ook een vergelijking tussen wijn en filosofie en in het paren van wijn en spijs dan? Vaak halen wijnkenners de formule 1+1=3 uit de kast – schenk een wijn die goed bij een specifiek gerecht past en er ontstaat een smaaksensatie die beiden los van elkaar niet kunnen bereiken. Ze verheffen elkaar; dat ruikt verdacht veel naar de Hegeliaanse dialectiek.
Heel in het kort: volgens Hegel bestaat de waarheid uit een dynamiek waarin een idee zichzelf tegen gaat spreken, waaruit zich vervolgens een hogere waarheid over dat idee ontvouwt. Te abstract? Ik vat hier dan ook in een zin een volledige levenswerk samen.
Maar goed, je zou de dynamiek tussen wijn en eten ook in dialectische termen kunnen begrijpen. Klassiek voorbeeld: zet een stevige rode wijn met veel tannines naast een vet stuk vlees, en uit het contrast in smaak en textuur ontstaat een heerlijke synthese in de mond.
De nero d’avola van Sicilië die ik laatst proefde was op zichzelf te bonkig, stroef en zelfs wat chemisch. De wijn droeg zijn eigen tegendeel al in zich: hier moest vet eten bij. Met een gegrilde entrecote erbij werd het ineens een wondertje van bramen, vijgen en rozemarijn, terwijl ook het vlees zich van zijn beste kant liet zien. Een glimp van de ware smaken van vlees en zijn. Sorry, wijn.
Nero d’Avola ‘Nené’, Fondo Antico, Sicilië 2019.
Verkrijgbaar bij Wijnkoperij Europa.