Vorige week spraken we tijdens Het Filosofisch Diner over de vraag hoe je de wereld meer als een kunstenaar kunt waarnemen. Niet vanuit zuivere rationaliteit, met een gerichtheid op nut en wat wat direct aan de oppervlakte lijkt te liggen, maar meer vanuit intuïtie en gevoel. Door die houding te oefenen, stel je jezelf open voor het onverwachte, ook (of misschien wel juist) in een meer alledaagse omgeving.
Het gaat daarbij volgens mij ook om het vinden van een zeker evenwicht. Fraai als het kan zijn om je te verwonderen, om iets als met nieuwe ogen te bekijken, als je je hele leven zo moet doorlopen wordt zelfs de simpelste boodschap of fietstocht een onderneming van jewelste. Daarmee chargeer ik, maar het vergt echt voortdurend tijd en aandacht om te beseffen met welke blik je de wereld wilt en kunt bekijken. Welke houding past. Dat schuurt al aardig tegen de aristoteliaanse deugdethiek aan…
Simpel voorbeeldje daarom: als je panna cotta maakt, is het zaak om heel pragmatisch te zijn. Het gaat om een uiterst gevoelige samenhang tussen de ingrediënten (room, suiker, gelatine of een vegetarisch alternatief, zoals agar-agar) die bepalen of het dessert fluwelig, romig en goed op smaak, dan wel rubberig en flauw of mierzoet wordt. In al zijn eenvoud is het een dessert dat veel aandacht vraagt om het werkelijk subliem te maken.
En juist als je die sublieme ervaring wilt beleven tijdens het eten, moet je elke gedachte aan de receptuur overboord gooien. Niet denken over verhoudingen en chemische verbindingen, maar je laten verrassen door de wonderlijke heerlijkheid die slechts een handvol ingrediënten teweeg kunnen brengen.